Geschiedenis KA

9 belangrijke vragen over Geschiedenis KA




voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)




De uit de middeleeuwen stammende standenmaatschappij bleef in Europese landen bestaan tot het einde van de 18e eeuw. In een aantal landen hielden koningen vast aan het absoluut koningschap. Onder invloed van de verlichting voerden vorsten in andere landen hervormingen door.




de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie




Door de industriële revolutie hadden de Europese landen grote behoefte aan grondstoffen en afzetmarkten en waren ze militair superieur. In de 19e eeuw veroverden ze grote gebieden in Afrika en Azië waar ze kolonies stichtten. Ook het Chinese keizerrijk verloor een deel van zijn onafhankelijkheid aan koloniale mogendheden.




voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces




In de 19e eeuw nam bijna overal in Europa de volksinvloed toe, maar in sommige landen ging democratisering veel verder dan in andere. In Groot-Brittannië en Nederland slaagde de democratisering; in Duitsland mislukte deze. Vanaf 1815 had Nederland een constitutionele monarchie. In 1848 kwam er een parlementair stelsel, waarna het beperkte mannenkiesrecht in stappen werd uitgebreid tot de invoering van algemeen mannenkiesrecht in 1917. Met de invoering van algemeen vrouwenkiesrecht in 1919 werd Nederland een parlementaire democratie.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart




de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme




Vanaf 1815 ontstonden politieke stromingen als het liberalisme, nationalisme en socialisme, die zich verzetten tegen de conservatieve monarchieën. Door de opkomst van de burgerij en de arbeidersklasse groeide hun invloed.




het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme / nationaalsocialisme




Na de Eerste Wereldoorlog werden de ideologieën van het communisme, fascisme en nationaalsocialisme in praktijk gebracht in de Sovjet-Unie, Italië en Duitsland. In deze totalitaire staten wilde de overheid een totale controle van de maatschappij, inclusief het denken en doen van alle mensen. Kenmerkend voor het systeem waren brute onderdrukking en verheerlijking van de leider.




racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden




De nazi’s hingen een nieuw racistisch antisemitisme aan. Ze wakkerden het eeuwen oude antisemitisme in Duitsland aan. Na de machtsovername van Hitler in 1933 werden joden systematisch getreiterd en gediscrimineerd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog besloten de nazi's om alle joden in Europa te vermoorden. Joden werden verzameld in wijken en kampen en werden afgevoerd naar vernietigingskampen in Polen. Tijdens de Holocaust werden zes miljoen joden vermoord. Ook Roma en Sinti werden vervolgd en massaal vermoord.




verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering




Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden aan het thuisfront vrouwen en ouderen ingezet om de productie op gang te houden. In frontgebieden richtten soldaten met moderne wapens ongekende verwoestingen aan. Door de oorlog stierven een miljoen burgers. De Tweede Wereldoorlog was nog meer een totale oorlog dan de Eerste. Soldaten begingen veel wreedheden en richtten met massavernietigingswapens nog grotere verwoestingen aangericht. Door deze oorlog stierven 27 miljoen burgers.




de verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog




Na de Tweede Wereldoorlog bleven de VS en de Sovjet-Unie over als supermachten. Hun ideologische tegenstelling leidde tot wantrouwen; beide landen voelden zich door de ander bedreigd. Onder leiding van de VS en de Sovjet-Unie kwamen twee ideologische blokken van landen tegenover elkaar te staan. Door de nucleaire wapenwedloop tussen de blokken groeide de kans op een atoomoorlog. Tijden met hoog oplopende spanning werden afgewisseld door tijden met ontspanning, waarin overlegd werd over beperking van de verdere bewapening. In 1989 kwam een vreedzaam eind aan de Koude Oorlog.




de toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren 1960 aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen




In de jaren 1948-1973 vond in West-Europa een ongekend sterke economische groei plaats.
Dankzij de toegenomen welvaart bouwden regeringen een verzorgingsstaat op, waarin de overheid verantwoordelijk was voor het welzijn van de burgers. De welvaart en toegenomen sociale zekerheid leidden tot grote sociaal-culturele veranderingen. Terwijl het individu met zijn behoeftes centraal kwam te staan, nam de invloed van de kerk en de traditionele moraal af. Ook de jongerencultuur en de tweede feministische golf droegen in westerse landen bij aan de grote verandering van normen en waarden vanaf de jaren 1960.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo