Samenvatting: Geschiedenis Van De Oudheid
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Geschiedenis van de Oudheid
-
1 Methodologische inleiding
-
1.1 Bronnen
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
taalfamilies van het Oude Nabije Oosten
Sumerisch- taal van de oorspr. bevolking van Zuid-Mesopotamië, geschreven in spijkerschift
Hamito-Semitische taalfamilie- o.a. Egyptisch, Akkadisch (spijkerschrift), Eblaïtisch (Noord-Syrië), Urartees (Armenië), Arabisch en Hebreeuws (alfabetisch)
Indo-Europese talen- o.a. lineair B, Vedisch en Sanskriet (India), Hettitisch, Perzisch, Armeens, Latijn, Keltisch, Germaans
- taal van de oorspr. bevolking van Zuid-Mesopotamië, geschreven in spijkerschift
-
verschil tussen lineair A en Lineair B
Lineair A- is geen Grieks
- afkomstig uit Kreta, nog niet ontcijferd
Lineair B = een oudere vorm van Grieks (Myceense beschaving)
= lettergrepenschrift - is geen Grieks
-
geschreven (primaire) bronnen van de Oudheid
inscripties/epigrafisch materiaal
= teksten die gegraveerd of gegrift zijn op hard materiaal- zeer rijke bron voor het klassieke Griekenland, de hellenistische wereld en het Romeinse Keizerrijk
- zeer diverse teksten (boodschappenlijstjes, wetten, grafschriften, grensstenen,...)
papyrusteksten, perkament, hout, bamboe- zeer vergankelijk materiaal, dus zeer zeldzaam voor de Oudheid (enkel geconserveerd in woestijncondities in Egypte)
numismatiek- bestudeert munten en hun opschriften
- zeer rijke bron voor het klassieke Griekenland, de hellenistische wereld en het Romeinse Keizerrijk
-
1.2 Materiële grondslagen
Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
"ecologische antropologie" zonder determinisme
- Enkele factoren zijn van belang voor het verloop van de geschiedenis, vb. bodemgesteldheid en klimaat, demografie,...
- De geschiedenis wordt hierdoor niet "bepaald" - een bepaald klimaat of een bepaalde bevolkingsdichtheid moet niet leiden tot een bepaald historisch resultaat - maar deze materiële factoren bepalen wel wat mogelijk is en wat niet en beïnvloeden menselijk gedrag, doordat groepen mensen zich gaan aanpassen aan het ecosysteem waarin ze leven.
Dus : verschillende klimaat- en vegetatiezones brengen verschillend ingerichte samenlevingen voort,
vb. sedentaire landbouwers aan de randen van het Euraziatische continent en veeteeltnomaden in het centrum van het continent - Enkele factoren zijn van belang voor het verloop van de geschiedenis, vb. bodemgesteldheid en klimaat, demografie,...
-
einde van de 4de ijstijd + gevolgen
10 000 v.C.
- grenzen tussen klimaat- en vegetatiezones schoven op naar het noorden en kwamen verder uit elkaar te liggen
= geleidelijk proces, verandering op zeer lange termijn, maar ook
schommelingen van korte duur, vb. "Romeinse zomer" (150 n.C.)
> landijs ging smelten en de zeespiegel steeg -
Waar en wanneer is de landbouw ontstaan?
- aan de randen van het Euraziatische continent in de Vruchtbare Halvemaan (Zuidoost-Turkije, Noord-Syrië, Irak en Palestina)
- 8000 v.C. : einde van een langdurig domesticatieproces van een aantal planten en dieren (tarwe en gerst, schapen en geiten)
- aan de randen van het Euraziatische continent in de Vruchtbare Halvemaan (Zuidoost-Turkije, Noord-Syrië, Irak en Palestina)
-
Noem enkele factoren waardoor het landschap ingrijpend kan veranderen.
klimatologische factoren,- einde 4de ijstijd
geologische factoren,- erosie
- sedimentatie
- aardbevingen (evt. vloedgolven)
- vulkanisme, vb. Thera (2de mill. v.C.), Vesuvius (79 n.C.)
- einde 4de ijstijd
-
Bracht de landbouw veel op in de Oudheid? Waren de opbrengsten voldoende?
geen overvloed, door :- demografische groei
- beperkte mogelijkheden van de landbouw (> lage opbrengsten)
in theorie voldoende (1 ha om één mond te voeden)
maar :- de werkelijkheid was uiterst divers, vb. irrigatiegebieden als Mesopotamië en Egypte hadden grotere opbrengsten
-
Wat was het belang van de veeteelt in de Oudheid?
- verschilde van streek tot streek , maar in alle sedentaire culturen was veeteelt altijd een aanvulling op het basisvoedselpakket van de akkerbouw
dus :
de veestapel had over het algemeen een secundaire betekenis (runderen werden gebruikt als trekdier, schapen en geiten leverden melk en kaas op) - verschilde van streek tot streek , maar in alle sedentaire culturen was veeteelt altijd een aanvulling op het basisvoedselpakket van de akkerbouw
-
Welke factoren kunnen aanzetten tot maatschappelijke veranderingen?
- exogene stimuli
= ideeën en invloeden van buitenaf (door het verplaatsen van goederen en informatie, oorlogvoering en migratie)- endogene stimuli
vb. demografische verandering, inventie (zelfstandig nieuwe ideeën ontwikkelen) - exogene stimuli
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Geschiedenis Van De Oudheid
-
Oude Nabije Oosten en Egypte (3500 - 1000 v.C.) - Oude Nabije Oosten (3500 - 1000 v.C.)
-
De Griekse wereld (1000 - 500 v.C.) - Historisch overzicht
-
De Griekse wereld (1000 - 500 v.C.) - Maatschappelijke structuren
-
De Griekse wereld (1000 - 500 v.C.) - Sparta
-
De Griekse wereld (1000 - 500 v.C.) - Athene