Belevingsgeschiedenis: Microhistorische singularisering tegenover macrohistorische generalisering - Singularisering en generalisering

59 belangrijke vragen over Belevingsgeschiedenis: Microhistorische singularisering tegenover macrohistorische generalisering - Singularisering en generalisering

Wat is het verschil tussen een sociaalhistorische en een belevingshistorische geschiedschrijving van het priveleven?
A Sociale geschiedenis gaat over arbeid en zorg, belevingsgeschiedenis over huishouden en gezin
B Sociale geschiedenis gaat over de moderne tijd, belevingsgeschiedenis over de vroegmoderne periode
C Sociale geschiedenis gaat over structurele processen, belevingsgeschiedenis over het individuele niveau

C blz 9-13

Wat is volgens de auteur de waarde van een generaliserende theorie als de civilisatiethese voor de belevingsgeschiedenis?
A attenderend
B historisend
C singulariserend

A blz 13-17

Welke betekenis had vernoeming in de Germaanse tijd?
A Door vernoeming bevestigde men stamverbanden
B door vernoeming leefden voorouders voort
C vernoeming drukte opname in de familie uit

B blz 21-26
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Zet de volgende meisjesnamen in de chronologische volgorde die het best de geschiedenis van de naamgeving weerspiegelt: 1. Cornelia, 2. Yvonne, 3. Adelheid, 4. Elisabeth
A 3,4,1,2
B 2,3,4,1
C 4,2,3,1

A blz 26-30

De overeenkomst tussen het Nederlandse woord moeder, het Spaanse madre, het Engelse mother en het Duitse Mutter wijst erop dat:
A. de moderne talen dit woord uit het Latijn hebben
B. de oervorm van de term al duizenden jaren oud is
C. de term afkomstig is uit de Germaanse taalgroep

b blz 33-42

Van welke historische ontwikkeling is sprake bij de verwantschapsterm oom?
A betekenisverruiming
B sociale daling
C betekenisvernauwing

A blz 42-48

De 19e eeuwse schrijver Jacob van Lennep uitte in zijn brief weinig emotie over overlijden van zijn jongste zoon. Welke conclusie trekt de auteur hieruit?
1. Vanwege de hoge kindersterfte hechtten mensen zich niet al te zeer aan heel jonge kinderen
2. Vanwege de heersende briefnormen schreven mensen in correspondentie weinig over hun emoties.
A. 1 is juist
B 2 is juist
C 1 en 2 juist

C blz 51-58

Welke functie vervulde briefschrijven in de 19e eeuw volgens historica Ruberg bij uitstek?
A. In brieven gaven mensen uiting aan hun persoonlijke emoties
B. In brieven toonden mensen hun beheersing van omgangsregels
C. In brieven verstevigden mensen hun onderlinge sociale banden.

B blz 58-67

Waarom is de autobiografie van Wilhelmina van Pruisen een bijzondere tekst in de historische ontwikkeling van het autobiografisch genre?
A. Het is een vroeg voorbeeld van jeugdherinneringen geschreven door een vrouw
B. Het is een van de omvangrijkste autobiografieen geschreven door een vrouw
C. Het is een van de weinige autobiografieen van een vrouw aan een Duits hof

A blz 69-74

Wilhemina van Pruisen beschrijft in haar autobiografie vooral krenkingen. Welke reden kan daarvoor gegeven worden?
A. Door de strijd om koninklijke gunsten kwamen krenkingen aan de hoven vaak voor
B. Mensen herinneren zich krenkingen vaak beter dan aangename gebeurtenissen
C. Ze wilde daarmee vooruitwijzen naar de krenkingen die haar later zijn aangedaan

B. blz 74-81

Wat is de oorzaak van de groei van het aantal kinderdagboeken aan het einde van de 18e eeuw?
A. individualisering van het onderwijsprogramma
B. toename van de alfabetisering onder kinderen
C. verandering in het denken over opvoeding

C blz 85-91

De veelvuldige visites aan familieleden die de 18e eeuwse Otto van Eck in zijn dagboek noteerde, wijzen erop dat in die periode
A familienetwerken van groot belang waren
B verwanten in elkaars nabijheid woonden
C Sociale omgang een beperkte reikwijdte had

A blz 91-96

Welke vlakken waren geen onderdeel van de gangbare onderwijspraktijk van de late 18e eeuw?
A Engels en aardrijkskunde
B Geschiedenis en Frans
C Grieks en Latijn

A blz 96-102

Hoe wordt het ouderlijk huis beschreven in vroeg 19e eeuwse autobiografieen?
A als een oord van veiligheid en vertrouwen
B als een plaats van afstandelijkheid en rust
C als een plek van onzekerheid en angst

A blz 105-110

Volgens de cursusauteur schrijven juist autobiografen uit armere gezinnen over gebrek aan koestering omdat in eenvoudige milieus
A gezinnen te groot waren voor individuele aandacht
B ouders een strenger opvoedingssysteem hanteerden
C tijd ontbrak voor intensieve omgang met kinderen

C blz 110-116

In een ongedateerde autobiografie komt een historicus een beschrijving tegen van een door gebrek aan moederliefde getekende jeugd. Uit welke periode zal dit levensverhaal hoogstwaarschijnlijk zijn?
A voor 1800
B tussen 1800-1900
C na 1900

C blz 116-121

In welke periode was het gezinsmodel van kostwinner en huisvrouw in alle lagen van bevolking het meest dominant in Nederland?
A 1920-1930
B 1950-1960
C 1980-1990

B blz 125-130

Vanaf de jaren 60 van de 20e eeuw werd het in het denken over het huishouden steeds gewoner gevonden dat
A kinderen bijdroegen aan de werkzaamheden
B mannen en vrouwen de taken verdeelden
C er dienstpersoneel werd ingeschakeld

B blz 131-137

De historicus baudet onderscheidt 5 fasen bij de verspreiding van nieuwe apparaten. Wat is de juiste volgorde van de laatste 3 fasen: 1. assimilatie, 2. acceptatie, 3. adoptie?
A 2-3-1
B 2-1-3
C 3-2-1

A blz 137-138

In vergelijking met 1955 was in 1984 de tijd besteed aan huishoudelijk werk, inclusief gezinsverzorging
A gedaald
B gelijk gebleven
C gestegen

A blz 138-142

Waarom is het onderzoek naar gemengde huwelijken een voorbeeld van belevingsgeschiedenis?
A het biedt een theorie over de ontwikkeling van de interetnische samenleving na 1945 op basis van individuele gevallen
B Het geeft een beeld van de ontwikkeling van interetniciteit in het priveleven gedurende de afgelopen 50 jaar
C het toont de dagelijks praktijk achter de meer algemene historische ontwikkeling van de interetnische samenleving

C blz 145-151

Wat was het voornaamste verschil tussen Nederlands-turkse huwelijken die in de jaren 60 van de 20e eeuw ontstonden en dergelijke relaties die in de jaren 70 of later tot stand kwamen?
A besluitvorming aangaande een huwelijk
B kennis van de wederzijdse achtergrond
C mate van acceptatie in Nederland

B blz 151-160

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen over gemengde huwelijken:
1. Nederlandse bruiden hielden meer rekening met onwillige instanties dan Nederlandse bruidegoms
2. Acceptatie werd vergemakkelijkt door de waardering van familiebanden door buitenlandse echtgenoten

C beide stellingen zijn juist, blz 160-165

Wat is kenmerkend voor de organisatie van de rechtspraak over huwelijk en gezin in de vroegmoderne tijd?
A De kerk had de hoogste bevoegdheid in de regelgeving op dit gebied
B De overheid liet deze rechtszaken uitvoeren door kerkelijke instanties
C Zowel overheid als kerk konden over deze kwesties rechtspreken

C blz 167-177

In welke processtukken in de vroegmoderne rechterlijke archieven vindt een historicus volgens de auteur de meeste informatie over het dagelijks leven?
A getuigenverklaringen
B eisen en onderzoeksprotocollen
C vonniswijzigingen

A blz 174-177

Welke bronnenkritiek is van toepassing op rechtspraak als historische bron?
A het bevat nauwelijks kwalitatieve gegevens over het dagelijks leven
B het biedt geen representatieve afspiegeling van de bevolking
C het geeft inzicht in een beperkt deel van de huwelijkswetgeving

B blz 177-185

Met het begrip dark number bedoelen historici die de rechtspraak van het verleden onderzoeken, het verschil tussen de
A door de rechtbank onderzochte en vervolgde delicten
B feitelijke en in processtukken weergegeven overtreding
C reele criminaliteit en de in bronnen gedocumenteerde criminaliteit

C blz 187-192

Bij seksuele delicten in het 19e eeuwse Vlaanderen waren meestal vrouwen jonger dan 25 jaar het slachtoffer. Wat was hier de reden van?
A aantrekkelijkheid van jonge vrouwen
B jonge mannen zijn voornaamste daders
C minder strikte moraal bij ongehuwden

C blz 192-198

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen over seksueel misbruik in de 19e eeuw
1. Schaamte over het verlies van eerbaarheid weerhield slachtoffers van het doen van aangifte
2. Jonge vrouwen waren eerder geneigd aangifte te doen omdat hun eerbaarheid belangrijk was voor hun kansen op een huwelijk

C beide stellingen zijn juist, blz 198-202

Door de studie van Phillippe Aries en JH van den Berg overheerste in de geschiedschrijving lange tijd het idee dat het kind in de middeleeuwen werd gezien als
A een eigenzinnig persoon
B een kleine volwassene
C een onbeschreven blad

b blz 207-211

Hoeveel jaar besloeg volgens de middeleeuwse denkbeelden de kindertijd?
A 10
B 14
C 18

B blz 212-217

Bekijk de afbeelding van het grafmonument van Heinz von sachsen uit 1437. Welke meest gangbare conventie in de weergave van kinderen is hier te zien?
A de figuur is staand afgebeeld
B de jongen is vroom afgebeeld
C het kind is mollig afgebeeld

C blz 217-224

Waaruit blijkt dat middeleeuwse vorsten zich ook betrokken voelden bij zeer jonge kinderen?
A De bouw van grafmonumenten jaren na het overlijden van een jong kind
B de teraardebestelling van jong overleden kroost in voorname kathedralen
C het postuum verlenen van titels aan kinderen die jong waren overleden

A blz 224-231

Wat is de redden dat historici als Philippe Aries dachten dat kinderen in de middeleeuwen niet als kind werden gezien?
A ze bestudeerden vooral juridische en andere teksten
B ze interpreteerden voorwerpen niet juist
C ze lieten zich door vooroordelen leiden

A Blz 224-231

Welke veronderstelling over miniatuur gebruiksvoorwerpen in keramiek is volgens de auteur onjuist?
A Het zijn modellen die in kleine hoeveelheden geproduceerd werden
B de vindplaatsen van de voorwerpen duiden niet op een verband met kinderen
C de voorwerpen zijn gemaakt van materiaalsoorten die vrij kwetsbaar zijn

A blz 242-248

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen
1. De voorwerpen die in middeleeuwse teksten speelgoed worden genoemd, zijn voornamelijk miniatuurgebruiksvoorwerpen
2. Een tol is in de middeleeuwse teksten het symbool voor veranderlijkheid

B Alleen stelling 2 is juist, blz 248-256

Speelgoed is maar in beperkte mate teruggevonden bij opgravingen. volgens de auteurs wijst dit erop dat speelgoed
A een in verhouding hoge prijs had
B door kinderen intensief is gebruikt
C in kleine aantallen is geproduceerd

B blz 248-260

Wat werd in de regels rond erflating in de 17e eeuw verstaan onder de legitieme portie?
A het gedeelte van de nalatenschap dat altijd aan de kinderen toekwam
B het gedeelte van de erfenis waar de huwelijkspartner recht op had
C het onderdeel van de boedel dat per testament kon worden verdeeld

A blz 263-269

Welke historische gegevens over bezit kunnen NIET uit een boedelinventaris worden gehaald?
A het contante geld dat de persoon bezat
B de materiaalsoort van de eigendommen
C de staat waarin de goederen verkeerden

C blz 269-275

Welke ontwikkeling vond plaats in de materiele cultuur van de 17e en 18e eeuw, wanneer we kijken naar nagelaten bezittingen
A van een plattelands naar een stedelijke materiele cultuur
B van een ruil naar een marktgerichte materiele cultuur
C van een schaarste naar een overvloedige materiele cultuur

C blz 275-282

Vanaf de 15e eeuw, toen het portret ook bij de stedelijke burgerij ingang vond, werd bij de beoordeling van schilderijen meer gelet op
A de overeenkomst met de afgebeelde persoon
B de status van de personen op de afbeelding
C het formaat waarop mensen werden afgebeeld

A blz 285-292

De personen op het familieportret geschilderd door Muller en Van Bemmel zijn pas onlangs geidentificeerd. Waarom is dat van belang voor het begrip van het schilderij?
A Daardoor kan de betekenis van de beeldmotieven worden achterhaald
B Door dit gegeven kan de afbeelding met zekerheid worden gedateerd
C hierdoor ontstaat een nauwkeuriger beeld van het soort opdrachtgevers

A blz 292-296

Genreschilderijen uit de 17e eeuw zijn door (kunst)historici op verschillende manieren geinterpreteerd. Welke van de onderstaande uitspraken komt het meest overeen met een realistische interpretatie?
A Het schilderij is een toepassing van artistieke theorieen en technieken
B het schilderij is een verwerking van toen geldende culturele waarden
C het schilderij is een weergave van een moment uit het dagelijks leven

C blz 299-304

Door een nauwkeurige analyse van poeticale en retorische technieken in Jacob Cats Houwelick onderzoekt de auteur
A hoe de tekst in het hoofd van de lezer werkte
B of de tekst klopte met de wereld van de lezer
C welke geboden de tekst aan de lezer oplegde

A blz 304-314

Waarom worden op vroegmoderne portretten de personen vaak met gebogen elleboog afgebeeld?
A Daarmee kon de schilder zijn vakmanschap tonen
B Hierdoor kon de schilder het realisme benadrukken
C Hiermee kon de schilder voornaamheid uitdrukken

A blz 314-332

De 17e eeuwse auteur Jacob Cats en de schilder Pieter de Hooch komen volgens de auteurs overeen in hun
A idee dat huiselijkheid de kern is van de burgerlijke samenleving en daarom van haar kunst
B mening dat de kunst een zo getrouw mogelijke weergave van de natuur zou moeten zijn
C opvatting dat de natuur een geordend samenstel is dat men via de kunst kan onderzoeken

C blz 332-342

In welke periode raakte de fotocamera in Nederland verspreid onder grote delen van de bevolking?
A 1900-1920
B 1920-1940
C 1940-1960

B blz 347-355

Bekijk de drie trouwfoto's en zet ze in de juiste chronologische volgorde
A 2-1-3
B 1-2-3
C 1-3-2

A blz 355-368

Waarom kan volgens de auteurs de fictieve wereld van een 19e eeuwse roman toch een historische bron zijn?
A Omdat de auteurs uit deze tijd waren beinvloed door de literaire stroming van het realisme
B Omdat de verbeelding van de auteurs werd bepaald door de wereld waarin zij leefden
C Omdat de verhaaltechniek van de auteurs aansluit bij het narratieve aspect van geschiedschrijving

B blz 385-389

Wat zijn de beperkingen van 19e eeuwse romans wanneer ze worden gebruikt als historische bron?
A de romanschrijvers vertellen voornamelijk over de alledaagse aspecten van de werkelijkheid
B de sociale samenstelling van de romanschrijvers is niet representatief voor de bevolking
C Slechts de werken van de in de canon verheven romanschrijvers genieten nu nog bekendheid

B blz 389-395

In de wereld van de 19e eeuwse romans stond een fabrieksdirecteur sociaal in minder aanzien dan een hoge rijksambtenaar, omdat
A een fabrieksdirecteur minder verdiende
B overheidsdienst meer status gaf dan het bedrijfsleven
C een fabrieksdirecteur geen hoofd- maar handenarbeid verrichtte

B blz 395-404

Wat wordt in de geschiedwetenschap bedoeld met prosopografie?
A de biografie van een groep
B de hagiografie van personen
C de monografie van een stand

A blz 411-416

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen
1. Opvolging door familieleden is een indicator voor continuiteit binnen de Antwerpse bestuurlijke elite
2. Een kinderloos huwelijk betekende per definitie het verdwijnen van een familie uit het stadsbestuur

A alleen stelling 1 is juist blz 417-423

Hoe bepaalt de auteur het belang van de factor verwantschap bij de machtsverdeling in het 16e eeuwse Antwerpen?
A door een becijfering van het familieaandeel op ander gebied
B door een vergelijking met de stadsraden van andere steden
C door een weging van andere kenmerken van de bestuurders

C blz 423-427

In welke periode in de Nederlandse geschiedenis was er sprake van een sterke daling van de vruchtbaarheid?
A 1830-1860
B 1880-1910
C 1930-1960

b blz 433-436

Wat zijn de tienjarentafels die in de 19e eeuwse door de burgerlijke stand zijn aangelegd?
A indexen op de geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten
B overzichten van de volkstellingen uit veerschillende decennia
C toegangen tot de persoonskaarten in het bevolkingsregister

A blz 436-444

Bekijk de tabel en beoordeel de juistheid van de stellingen
(Huwelijksleeftijd van vrouwen die ooit een kind hebben gekregen 1890-1909; Geschoolde arbeiders: mediaan 24,72, N 83 - Medici mediaan 26,15, N 171)
1. In deze periode huwde 50% van de arbeidersvrouwen meer dan een jaar eerder dan hetzelfde % doktersvrouwen
2. Gemiddeld waren doktersvrouwen in deze periode meer dan een jaar ouder toen zij trouwden dan de arbeidersvrouwen

A alleen stelling 1 is juist blz 445-461

Over welke periode beschikken historisch demografen alleen over zogenaamde prestatische bronnen?
A voor 1800
B voor 1850
C voor 1900

A blz 455-461

Waarin verschillen de meeste moderne bronnen voor historisch-demografisch onderzoek van die uit de vroegmoderne tijd?
A ze bevatten nauwkeurige bevolkingsgegevens
B Ze hadden expliciet bevolkingstelling als doel
C ze waren representatief voor de hele bevolking

B blz 461-465

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo