Informatievergarend gesprek

1. Journalisitieke interviews

2. Exit/selectie interviews

Journalistiek heeft 3 vormen

1. Confronterende interview: achterliggende bedoelingen naar voren halen

Het gaat om nieuwe info

2. Het portretterende interview: Beeld krijgen van de ander.

3. Informatieve interview: over bepaald onderwerp. Vaak amusement erbij *Talkshows) 

Allebei zijn het gesprekken om informatie te vergaren:

1. Selectie-interview: Het is voor beide mensen dezelfde zaak: een vacature vullen. Maar de opriek verschilt. De een moet overtuigen en de ander moet checken of het geschikt is.

2. Exit interview: Een instrument om achter het vertrek te komen.

Het doel is om op een betrouwbare manier de werkelijke mening en ideeen van de ander e achterhalen. Je gaat de gedachtewereld exploreren over een bepaald onderwerp.

1. Opening: Sodat met als laatste de openingsvraag

2. Middengedeelte: de verteller bepaalt dan het verloop van het gesprek zolang het bij het kader past.  Doorvragen, parafrases (aandachtgevend gedrag #1 luistervaardigheid). NIET waarderingen en oordelen.

3. Afsluiting met samenvatting van het gesprek.  Eventueel volgend onderwerp.

Relevante vaardigheid is Luistervaardigheden. Aandachtgevend gedrag, parafrases,  gevoel reflecteren, samenvatten, vragen stellen. 

1. Afhankelijk van doel gesprek wanneer je het inzet.

2. Net begonnen, dan kleine aanmoedigingen.

3. Ander klaar met zn antwoord, meer keuze uit vaardigheden.

antwoord niet helder: doorvragen.  (bij specifiek gesloten doorvraag)

meer toelichting: Open doorvraag

Glashelder antwoord: parafrases voor begrip, aanmoediging.

veel emotie? Gevoelsreflectie evt met parafrase

4. Klaar met gesprek: lange samenvatting.

1. doorvragen

2. focussen

3.let op tweedeling/tegenstelling. (welke richting kies je dan?)

4. let op Opsomming (2 manieren: alles behandelen, of agendapuntemethode)

5.Een nieuwe vraag kan noodzakelijk zijn (4 soorten: functionele, niet-functionele, themagerelateerde, topic-jumping))

6. Waardeoordelen moet je mee oppassen

7. Pas op met vooronderstelling (suggestieve vraag)

1. Een functionele nieuwe vraag. deze geeft een structuur aan in een gesprek. De vraag sluit aan bij wat de verteller zegt. Ze komt voort uit de agendapuntenmethode (als verteller opsomming geeft, kun je ze als een agenda allemaal gaan noemen)

2. Een niet-functionele vraag: totaal geen aansluiting, deze vermijden

3. Themagerelateerde vraag: valt buiten het kader, heeft wel een relatie met het thema. Ook wel de niet-functionele vraag.

4. Topicjumping. kriskras van onderwerp naar onderwerp. handig voor de politie.

1. functionele nieuwe vraag: deze sluit aan bij de gespreksbeurt

2. vermijden: niet-functionele nieuwe vraag

3.vermijden: themagerelateerde vraag. Sluit wel aan, echter kan het gesprek een hele nieuwe kant opsturen. Dit is een vraag die vaak niet als storend wordt ervaren

4. vermijden: topic-jumping. kriskras van onderwerp naar onderwerp. De ander raakt in de war. Wordt wel gebruikt in politieverhoor.

- vrije manier: alles laten vertellen op eigen volgorde en eigen manier

- agendapuntenmethode

1. gerelateerd aan onderwerp van gesprek

2. gevoelswoorden

3. vergrootwoorden

4.intonatie van de ander

Laatste 3 ook op letten, want dan is het voor de ander belangrijk en dan dient dit ook tot de hoofdlijnen meegerekend te worden.

1. gestandaardiseerd (enqute)

2. half-gestandaardiseerd: enkele punten in gesprek staan vast, interviewer is wel vrij in antwoorden,

3. open interview: onderwerpen en antwoorden zijn beide vrij