Anatomie en fysiologie - Histologie - Soorten weefsel
7 belangrijke vragen over Anatomie en fysiologie - Histologie - Soorten weefsel
Wat voor soort epitheelweefsel komt er in de huid voor?
In de onderste laag de cilindervormige cellen, daarop een laag kubusvormige cellen, de cellen naar de huidoppervlakte toe worden steeds platter (plaveiselepitheel).
Wat doet het beschuttend epitheel/dekweefsel?
- Dit vormt de opperhuid met haar aanhangsels en nagels.
- Het dekweefsel bekleed ook alle inwendige organen (zoals hart, bloed- en lymfevaten, ademhalingsorganen, nieren en alle delen van het spijsverteringskanaal).
Wat doet het stofafscheidend epitheel/klierweefsel?
- Voorbeelden van klierweefsels: zweetklieren, darmsapklieren, talgklieren, speekselklieren en slijmvlies.
- Slijmvlies kan in het protoplasma slijm vormen en uitstoten naar het oppervlak. Door het geproduceerde slijm wordt het oppervlak glad en vochtig gehouden, vandaar de naam 'slijmvlies'.
- De klieren kunnen op verschillende manieren vocht afscheiden: secretie, excretie en incretie.
- Secretie: afscheiden van afvalstoffen door een klier (bijv. speeksel).
- Excretie: uitscheiden van stoffen door een klier (bijv. zweet), vaak gaat het om afvalstoffen.
- Incretie: inwendige afscheiden (bijv. hormoonklieren).
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Er zijn endocriene en exocriene klieren, wat doen deze klieren?
- Geven het product direct af aan het bloed of andere organen binnen het lichaam. >>IN het lichaam (E(i)Ndocrien)
- Hebben geen afvoerbuis.
- Belangrijkste klieren: hypofyse, hypothalamus, schildklier, bijnieren en de geslachtsklieren.
Exocriene klieren:
- Geven hun product af door middel van een buisje naar buiten of aan een holte in het lichaam. >>UIT het lichaam (EXocrien)
- Hebben wel een afvoerbuis.
- Belangrijkste klieren: speekselklieren, zweetklieren en talgklieren.
Alvleesklier:
- Zoveel endocrien als exocrien.
- Een gedeelte maakt hormoon insuline aan, wat aan het bloed word afgegeven (endocrien). En een gedeelte maakt darmsap aan, wat word afgegeven aan de darmen (exocrien).
Hoe gaat de geleiding van het zenuwweefsel?
> De neuronen zijn omgeven door steuncellen.
> In de neuron zit een cellichaam met een kern (nucleus), met uitlopers eraan (dendrieten).
> De dendrieten begeleiden de prikkels naar de cel toe. Het axon (lange tussenstuk/draad) zal de prikkels afgeleiden.
- Het myeline is een vettige stof die het axon omhult (de bolletjes om het axon). Hierdoor worden signalen sneller doorgestuurd.
- De Schwancellen verzorgen de myelinisatie (celletje in de bolletjes).
- De knopen van Ranvier zijn onderbrekingen in het myelineomhulsel.
In welke 3 onderdelen kunnen we spierweefsel indelen?
- Uiterlijk: dwarsstrepen in spiervezels.
- Kan willekeurige bewegingen uitvoeren die wij bewust aansturen.
- Voorbeeld: lopen of iets vastpakken.
Glad spierweefsel
- Uiterlijk: vezels zonder strepen.
- Maakt onwillekeurige bewegingen die wij niet aansturen.
- Voorbeeld: samentrekken van de maagwand.
Hartspierweefsel
- Uiterlijk: vertakte, samenhangende dwarsgestreepte cellen.
- Maakt onwillekeurige bewegingen die wij niet aansturen.
4. Wat zijn de kenmerken van bind- en steunweefsel?
- Bied het lichaam stevigheid
- Voorkomt beschadigingen
- De verschillende bindweefsels onderscheiden zich door het verschil in tussenstof.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden