Preventie binnen de verpleegkundige beroepsuitoefening
11 belangrijke vragen over Preventie binnen de verpleegkundige beroepsuitoefening
Wat probeert men bij preventie te bereiken?
A. Voorwaarden voor gezondheid te minimaliseren & factoren die gezondheid ongunstig beïnvloeden te minimaliseren
B. Voorwaarden voor gezondheid te optimaliseren & factoren die gezondheid ongunstig beïnvloeden te minimaliseren
C. Voorwaarden voor gezondheid te minimaliseren & factoren die gezondheid ongunstig beïnvloeden te optimaliseren
D. Voorwaarden voor gezondheid gelijk te brengen aan de factoren die gezondheid ongunstig beïnvloeden.
Men probeert de voorwaarden voor gezondheid te optimaliseren en de factoren die de gezondheid ongunstig beïnvloeden te minimaliseren.
Welke stelling is niet waar:
A. Preventie omvat het geheel van activiteiten die zijn gericht op het voorkómen van gezondheidsproblemen die de kwaliteit van leven aantasten.
B. Voor verpleegkundigen is preventie zowel een onderdeel van de dagelijkse zorgverlening als specifieke activiteit.
C. Preventie heeft als doel te zorgen dat mensen gezond blijven.
D. Preventie bestrijkt een gedeelte van de algemene gezondheidszorg
Preventie bestrijk een gedeelte van de algemene gezondheidszorg is de enige onjuiste stelling, want: preventie wordt zowel uitgevoerd in de algemene als in de geestelijke gezondheidszorg en bestrijkt het gehele terrein van de verpleegkundige beroepsuitoefening.
Wat is geen kenmerk van universele, primaire preventie?
A. Individuele, gedragsmatige aanpak
B. Bevorderen van gezondheid en gezond gedrag
C. Opsporen van ziekten en aandoeningen in een beginstadium
D. Omgevingsgerichte aanpak middels nudging
Opsporen van ziekten en aandoeningen in een beginstadium.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Het terugdringen van de consumptie van verzadigde vetten en stimuleren van de groente- en fruitconsumptie is een vorm van welke preventie?
A. Selectieve, secundaire preventie
B. Zorg gerelateerde, tertiaire preventie
C. Universele, primaire preventie
D. Gecombineerde preventie
Universele, primaire preventie.
Welk kenmerk van selectieve, geïndiceerde en secundaire preventie is fout?
A. Geïndiceerde preventie is gericht op mensen die aan de diagnosecriteria voor een ziekte of aandoening voldoen
B. Selectieve preventie is gericht op hoog-risicogroepen
C. Geïndiceerde preventie is gericht op mensen zonder diagnose maar die wel al beperkte symptomen hebben
D. Secundaire preventie is het opsporen van ziekten en aandoeningen in een beginstadium
Geïndiceerde preventie is gericht op mensen die aan de diagnosecriteria voor een ziekte of aandoening voldoen.
Want geïndiceerde preventie is gericht op mensen die niet voldoen aan de diagnostische criteria voor een ziekte of aandoening, maar wel al beperkt symptomen hebben.
Welke bewering over selectieve, geïndiceerde en secundaire preventie klopt niet?
A. Secundaire preventie is gericht op risicofactoren en/of symptomen
B. Met het vroeg opsporen van gezondheidsproblemen hoopt men een betere prognose te bieden
C. Deze vorm van preventie is niet gericht op gedrag
D. Risicovol gedrag valt ook onder deze vorm van preventie
Deze vorm van preventie is niet gericht op gedrag.
Welk kenmerk hoort niet bij zorg gerelateerde, tertiaire preventie?
A. Gericht op mensen met een hoog risico
B. Optimaliseren van de gezondheidssituatie bij gegeven lichamelijke geestelijke stoornissen, beperkingen of handicaps
C. Bij een ziekte of aandoening de gezondheidssituatie optimaliseren
D. Patiënten voldoen aan de criteria om gediagnosticeerd te worden met een gezondheidsprobleem
Gericht op mensen met een hoog risico.
Dit klopt niet, want de mensen zijn al gediagnosticeerd met het gezondheidsprobleem.
Een voorbeeld van zorg gerelateerde, tertiaire preventie bij iemand die bedlegerig is, is het voorkomen van decubitus.
Met zorg gerelateerde, tertiaire preventie wil men voorkomen dat het manifest geworden gezondheidsprobleem leidt tot complicaties, en het ontstaan van blijvende stoornissen, beperkingen of handicaps.
A. Waar
B. Niet waar
Welke van de volgende kenmerken hoort niet bij individuele preventie:
A. Wordt aangeboden aan een hulpvrager met een individueel risico
B. Hoog-risicobenadering
C. Symptoombestrijding
D. Om risico te voorkomen, beperken of te behandelen
Symptoombestrijding
Welke van de volgende kenmerken hoort niet bij collectieve preventie:
A. Preventieparadox
B. Opsporen van risicofactor maakt de kans kleiner dat de risicofactor in de gehele bevolking leidt tot ziekten of aandoeningen.
C. Wordt aangeboden aan groepen in de bevolking of aan de bevolking in het geheel, bij een gezondheidsrisico met een gemeenschappelijk karakter.
D. Hoog-risicobenadering
Hoog-risicobenadering
Wanneer spreken we van gezondheidsgedrag?
A. Als gedragingen een positieve invloed hebben op iemands gezondheid
B. Als gedragingen een negatieve invloed hebben op iemands gezondheid
C. Als gedragingen zowel positieve als negatieve invloed hebben op iemands gezondheid.
D. Gezondheidsgedrag heeft geen invloed op iemands gezondheid.
Als gedragingen zowel positieve als negatieve invloed hebben op iemands gezondheid.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden