Negatieve omgeving - Biologische determinanten
3 belangrijke vragen over Negatieve omgeving - Biologische determinanten
In deel 3 van het artikel ‘Gen-omgevingsinteractie in relatie tot depressie’ wordt uitgebreider ingegaan op het onderzoek naar de positieve effecten van de korte variant van het 5-HTTLPR-polymorfisme (het korte S-allel). Noem minimaal twee van deze positieve kanten.
De korte s-variant blijkt gerelateerd te zijn aan een verbeterde cognitieve functie op verschillende gebieden, zoals het nemen van beslissingen en cognitieve flexibiliteit, waarschijnlijk door verhoogde aandacht voor taakgerelateerde zaken.
Levitan (2007) bespreekt vanuit welke invalshoeken het ontstaan van seasonal affective disorder (SAD oftewel winterdepressie) onderzocht is. Zij noemen daarbij twee belangrijke takken van onderzoek. Welke twee takken onderscheiden zij? Waarop ligt in elk van beide takken het accent?
De tweede tak richt zich op hersenprocessen die een rol kunnen spelen bij SAD, waarbij het accent ligt op belangrijke hersenneurotransmitters zoals serotonine, noradrenaline en dopamine.
Beide takken verklaren SAD-symptomen, elk vanuit hun eigen invalshoek. SAD kan dus beschouwd worden als een complexe aandoening, waarbij de verschillende factoren interacteren.
In het artikel van Levitan (2007) wordt onder andere het slaaphormoon melatonine besproken. Dit hormoon wordt met name ’s nachts aangemaakt onder invloed van de suprachiasmatische nucleus (SCN, oftewel ‘de biologische klok’) en bevordert de slaap. Welke onderzoeksresultaten werden gevonden over de melatoninehuishouding bij mensen met SAD? In welk opzicht is dit een verklaring voor de SAD symptomen?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden