Het risico op ziekte verkleinen - individuele aanpak

16 belangrijke vragen over Het risico op ziekte verkleinen - individuele aanpak

  o   Het bevorderen van de individuele gezondheid

Er zijn 2 globale benaderingen voor het faciliteren van gedragsverandering in mensen die ongezond gedrag vertonen.


1.Hierbij wordt aangenomen dat het informeren van mensen over hun risico op bepaalde aandoeningen ertoe zal leiden dat ze duurzaam preventief gedrag zullen vertonen. Dit model heeft wereldwijd gezorgd voor screeningsprogramma’s op risicofactoren van bepaalde ziekten.
2.Deze benadering past complexere technieken toe om gedragsverandering te bewerkstelligen.

  o   Screeningsprogramma’s

Elk type screening brengt bepaalde voordelen met zich mee. De informatie die uit een screening naar voren komt, kan echter grote gevolgen hebben: wanneer blijkt dat je dragen bent van een genmutatie zal je vele jaren moeten leven met de kennis dat je een verhoogd risico loopt om ziek te worden. Het kan zijn dat je de rest van je leven medicijnen moet slikken, of je leefstijl aan moet passen.

Noem enkele methoden om het risico op ziekte bij individuen te verkleinen.

1. screenen van mensen op ziekten als gevolg van genetische aanleg of gedrag
2. het bieden van informatie en advies om mensen te motiveren schadelijk gedrag te veranderen
3. motiverende gespreksvoering
4. probleemoplossingsgerichte interventies
5. cognitieve therapie
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

  Verandering van risicogedrag
Voor een medische check-up  (België) moet de huisarts de volgende 6 thema’s doorlopen, die belangrijk zijn voor het individuele gezondheidsplan:


1.Levensstijl
2.Risico op hart- en vaatziekten
3.Opsporen van dikkedarmkanker, borstkanker en baarmoederhalskanker
4.Inenting tegen difterie en tetanus en tegen griep en pneumokokken
5.Bepalen van het suikergehalte in het bloed en van het eiwitgehalte in de urine
6.Risico’s voor de geestelijke gezondheid (depressie)

Hoe werken probleemoplossingsgerichte interventies?

Probleemoplossingsgerichte interventies richten zich op de manier waarop verandering tot stand komt. Deze interventies slaan dan ook het best aan bij mensen die al bereid zijn een gedragsverandering te overwegen, maar hulp nodig hebben om te bepalen hoe ze dat het beste zouden kunnen aanpakken. Probleemoplossingsgerichte therapie is specifiek gericht op bepaalde problemen en op het hier en nu. De therapie kent drie duidelijk onderscheiden fasen die alle drie en op volgorde doorlopen moeten worden.

Hoe kunnen mensen de benodigde vaardigheden of het benodigde zelfvertrouwen krijgen om gedragsverandering te verwezenlijken?

- observeren van anderen die de vaardigheden al beheersen (indirect leren)
- opdrachten uitvoeren om het vertrouwen in het vermogen om te veranderen te vergroten (zelfredzaamheid vergroten)
- oefenen met het nieuwe gedrag

Hoe zet cognitieve therapie aan tot gedragsverandering?

Bij cognitieve theorieën probeert men cognities te veranderen die iemand aanzetten tot schadelijk gedrag of die gedragsverandering belemmeren. Het centrale principe van cognitieve therapie is dat onze gedachten centraal staan bij het reguleren van ons gedrag. Onze gedachten beïnvloeden immers onze gevoelens, motivatie en handelingen. Het idee is dat de overtuigingen omtrent ziekte, gezondheid, gebeurtenissen enz. hypothetisch zijn en geen feiten.

  Probleemoplossingsgerichte therapie: cruciaal hierbij is een juiste analyse van het probleem. Pas daarna kan er een geschikte oplossing voor worden bedacht. Het is de taak van de therapeut om het eigen vermogen van de betrokkenen te mobiliseren om problemen nauwkeurig te identificeren en via strategieën op te lossen. Het is specifiek gericht op bepaalde problemen en op het ‘hier en nu’. De therapie kent 3 fasen:


1.Probleemverkenning en –verheldering: een gedetailleerde en grondige verkenning van de problemen en het opbreken van ‘algemene onoplosbare problemen’ in zorgvuldig afgebakende oplosbare elementen.
2.Formulering van een doel: vaststellen wat de betrokkenen wil veranderen. En wel via duidelijke, door gedrag bepaalde en haalbare doelen.
3.Facilitatie van handeling: samen met de betrokkene plannen en strategieën ontwikkelen om deze doelen te realiseren.

  Stoppen met roken als vorm van probleemoplossingRoken wordt door 2 processen gestuurd:

Een geconditioneerde reactie op cues in de omgeving of een lichamelijke behoefte aan nicotine.

  Behandeling met nicotinevervangers (NRT):

vervanging van nicotine om de onthoudingsverschijnselen te bestrijden na het stoppen met roken.

  o   Verandering modelleren

Indirect leren:

leren door anderen te observeren.  Het werkt het beste wanneer deze anderen lijken op degene die de vaardigheid wil aanleren. Bij complexe vaardigheden kan het gedrag ook worden geleerd door te kijken hoe de ‘modellen’ leren en vooruitgang boeken. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van video’s.

  o   Gedrag in de praktijk


Oefenen met het nieuwe gedrag is een andere manier om de gewenste gedragsverandering door te voeren. Een trainingsprogramma kan oplossingen voor problemen en vaardigheden aanreiken, waardoor de kans dat het lukt om de verandering te bewerkstelligen groter wordt

Cognitieve therapie leert de cliënt om alle overtuigingen als hypothesen te behandelen en niet als feiten:

de cliënt moet vervolgens proberen de situatie op een andere manier te bekijken en er anders op te reageren op basis van deze nieuwe denkwijze.

  Socratische dialoog (geleide ontdekking):

gesprek waarbij iemand ertoe wordt aangezet de validiteit van zijn/haar overtuigingen te onderzoeken. Dat moet de cliënt helpen om verstoorde denkpatronen op te sporen die de problemen verergeren. Hij wordt vervolgens gestimuleerd om andere informatiebronnen te overwegen en te beoordelen, waaruit de geldigheid of ongeldigheid van zijn overtuigingen blijkt.

Er zijn 3 typen screenings: screening op genetische risico op ziekte, vroege detectie van ziekte of voorstadium daarvan, gedragsmatig risico op ziekte. Noem per type het resultaat (doel) ervan

1. Genetisch risico op ziekte: Vroege detectie van ziekte of preventieve chirurgische ingrepen


2. Vroege detectie van ziekte of voorstadium daarvan: medische of chirurgische behandeling van eventueel aangetroffen afwijkingen

3. Gedragsmatig risico op ziekte: gedragsverandering

Wat ontdekte Bennet over iemands angstniveau na het vernemen van een gezondheidsrisico?

Bennet ontdekte dat iemands angstniveau na het vernemen van een gezondheidsrisico te maken heeft met gevoelens van hopeloosheid over de gezondheid in de toekomst en machteloosheid jegens het ontwikkelen van de ziekte. Ook gezinsleden ervaren mogelijke angstgevoelens tijdens het screeningsproces.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo