Aggregatieve aanbod
3 belangrijke vragen over Aggregatieve aanbod
Wat zijn specifieke kenmerken van de arbeidsmarkt?
Arbeidsmarkt beantwoord niet aan perfecte mededinging
- geen marktatomisme: wel werkgevens en werknemersorganisaties
- geen perfecte informatie
- de prijs (loon) past zich niet ogenblikkelijk aan (rigiditeit)
- geen marktatomisme: wel werkgevens en werknemersorganisaties
- geen perfecte informatie
- de prijs (loon) past zich niet ogenblikkelijk aan (rigiditeit)
Wat doet de aggregatieve aanbodcurve?
P = f(Q)
Loonnorm komt tot stand tussen sociale partners
Prijszetting door ondernemingen
P = (1+mark-up)*Pe*f(1-Q/N,z)
Mark-up, Pe en z zijn shift factoren. Positief verband tussen P en Q
Conclusies:
Op KT kan Q afwijken van natuurlijke outputniveau. Op MLT niet. Natuurlijk Qn outputniveau kan zelf natuurlijk wel wijzigen.
Hoelang dit nieuwe evenwicht in C wordt bereikt hangt af van de snelheids waarmee prijsverwachtingen zich aanpassen.
Loonnorm komt tot stand tussen sociale partners
Prijszetting door ondernemingen
P = (1+mark-up)*Pe*f(1-Q/N,z)
Mark-up, Pe en z zijn shift factoren. Positief verband tussen P en Q
Conclusies:
Op KT kan Q afwijken van natuurlijke outputniveau. Op MLT niet. Natuurlijk Qn outputniveau kan zelf natuurlijk wel wijzigen.
Hoelang dit nieuwe evenwicht in C wordt bereikt hangt af van de snelheids waarmee prijsverwachtingen zich aanpassen.
Wat is de consensus over MLT en LT van prijzen?
LT: prijzen zijn flexibel en economie gaat naar Qn
MLT:
1. Keynesianen tot 1970: prijzen zijn rigide
2. Nieuw-klassieken: rationele verwachtingen
- als AV toeneemt en Q > Qn
- dan weten econ. agenten al dat evenwicht in punt C zal liggen
- vakbonden en werkgevers passen verwachtingen onmiddelijk aan
- conclutie: output blijft ook op KT gelijk aan Qn
- vraagbeleid heeft in dat geval geen enkele zin, enkel inflatoir
3. Nieuw-keynesianen
- reële en noinale prijsrigiditeiten staan vlote en snelle werking van marktmechanisme in de weg.
- Zijn nu de standaardmodellen.
MLT:
1. Keynesianen tot 1970: prijzen zijn rigide
2. Nieuw-klassieken: rationele verwachtingen
- als AV toeneemt en Q > Qn
- dan weten econ. agenten al dat evenwicht in punt C zal liggen
- vakbonden en werkgevers passen verwachtingen onmiddelijk aan
- conclutie: output blijft ook op KT gelijk aan Qn
- vraagbeleid heeft in dat geval geen enkele zin, enkel inflatoir
3. Nieuw-keynesianen
- reële en noinale prijsrigiditeiten staan vlote en snelle werking van marktmechanisme in de weg.
- Zijn nu de standaardmodellen.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
