Samenvatting: Goederen | 9789462903395 | Westra

Samenvatting: Goederen | 9789462903395 | Westra Afbeelding van boekomslag
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Goederen | 9789462903395 | Westra

  • 1 Vermogensrecht

    Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat zijn vermogensrechten? Art. Nr?

    Art. 3:6 BW
    Vermogensrechten zijn rechten die overdraagbaar zijn en/of waarde hebben.

    Kortom:
    Rechten die op geld waardeer baar zijn.
  • Van welke maatstaven/rechtsvoorwaarden spreekt de wet om te bepalen of sprake is van een vermogensrecht? Welk artikelnummer?

    Art. 3:6 BW
    1. het recht moet overdraagbaar zijn;
    2. het recht strekt ertoe rechthebbende financieel (stoffelijk) voordeel te verschaffen.
    3. het recht is verkregen in ruil voor reeds verstrekt of in het vooruitzicht gesteld financieel (stoffelijk) voordeel.
  • Welkte twee tussenvormen zijn er tussen het absolute vermogensrecht en het relatieve vermogensrecht?

    Deze tussenvormen zijn:
    1. kwalitatieve verplichtingen (het dulden of niet doen);
    2. kettingbeding (meer overdragen van algemenere afspraken concurrentie, onderhoud in een koopcontract).
  • Wat is speciaal aan het absoluut vermogensrecht?

    De absolute vermogensrechten kan je tegenover iedereen inroepen, tegen burgers en organisaties.
  • Wat zijn de verschillen tussen absoluut en relatief vermogensrecht?

    1. Absoluut: werkt tegenover iedereen
      Relatief: werkte tegenover één persoon

    2. Absoluut: rechtsverhouding tussen een persoon en een goed, welk recht je tegen iedere persoon en organisatie kunt inroepen.
      Relatief: rechtsverhouding tussen persoon en persoon, welk recht je alleen tegen deze persoon kunt inroepen.

    3. Absoluut: een ouder absoluut recht gaat boven een jonger absoluut recht
      Relatief: tijdstip van het ontstaan van het relatieve recht is niet relevant. Iedereen met een relatief vorderingsrecht is gelijk.

    4. Absoluut: geen nadeel bij faillissement. Het recht kan volledig worden toegepast.
      Relatief: wel nadeel bij faillissement. Het recht kan slechts beperkt of helemaal niet worden toegepast. 
  • Wat zijn de wettelijke eisen voor het vestigen van een kwalitatieve verbintenis? Art.?

    Hoewel de kwalitatieve verplichten rechten en plichten inroept voor personen, wordt de kwalitatieve verplichting gevestigd op een onroerende zaak en ingeschreven in het kadaster.

    Hierdoor geldt deze kwalitatieve verplichting ook voor de latere verkrijgers van het onroerend goed.

    artikel 6:252 BW:
    • daarover een overeenkomst sluiten;
    • deze opnemen in een notariële akte en deze inschrijven in de openbare registers bij het Kadaster;
    • afspreken dat de verplichting inhoudt iets te dulden of niet te doen;
    • de verplichting heeft betrekking op een registergoed;
    • afspreken dat de plicht overgaat op de nieuwe eigenaar.
  • Uit welke 2 delen bestaat het kettingbeding?

    Kettingbedingen bestaan uit twee elementen:
    • de verplichting, tot het uitvoeren van een bepaalde activiteit, waarbij het kan gaan om allerlei verplichtingen (bijvoorbeeld de verplichting om jaarlijks het hek te verven);
    • de verplichting aan de betreffende persoon om de betreffende verplichting ook op te leggen aan zijn rechtsopvolgers, en dan wederom te bedingen  dat zij het ook weer opleggen aan hun rechtsopvolgers.
    Over het algemeen wordt  een boeteclausule opgenomen, op basis waarvan een boete betaald moet worden indien de betreffende persoon de verplichtingen niet nakomt..
    Over het algemeen hebben we het dan ook over een boete-/kettingbeding.
  • Wanneer is het verschil tussen een registergoed en een niet registergoed van belang?

    1. Eigendomsoverdracht;
    2. kredietverlening op basis van pand- en hypotheekakte.
  • 2 Eigendom

    Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
    Laat hier meer flashcards zien

  • 2.1 Inleiding

    Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Het recht van revindiceren wat houdt dit in en waar staat dit in de wet?

    Art. 5:2 BW.
    Je kunt de zaak, jouw eigendom, als eigenaar opeisen.

    Bijvoorbeeld je auto is gestolen. Dan kan je jouw gestolen auto opeisen van de koper van jouw auto.
  • 2.2 Eigendom, bezit en houderschap

    Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat is het tweede belangrijke begrip binnen het goederenrecht, naast eigendom? En wat houdt dit in?

    Bezit.

    Bezit is het houden van een goed zoals woning, bedrijfspand, auto of laptop voor jezelf.

    De bezitter oefent feitelijk macht uit over een goed, met de bedoeling het goed voor zichzelf te houden.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart