Startpagina / Samenvattingen / Grondslagen vennootschapsbelasting / buitenlands-10a-eu-recht

Renteaftrekbeperkingen ll - in strijd met EU-recht?

4 belangrijke vragen over Renteaftrekbeperkingen ll - in strijd met EU-recht?

Twee discussies geweest over de strijdigheid met het EU-recht

1. Is art. 10a zelfstandig bezien in strijd met EU-recht?
2. Is art. 10a in combinatie met het FE-regime in strijd met EU-recht?

Is art. 10a zelfstandig bezien in strijd met EU-recht?

In BNB 2013/137 oordeelde de HR al dat art. 10a VPB op zichzelf bezien niet in strijd is met EU-recht: het kan wel voorkomen dat de buitenlandse situatie door art. 10a slechter wordt behandeld dan een binnenlandse situatie, maar er is hiervoor een objectieve rechtvaardigingsgrond: het bestrijden van misbruik. De ongelijke behandeling is o.g.v. EU-recht toegestaan

Per element benadering: samenloop met fiscale eenheidsregime

Conclusie: art. 10a in samenloop met FE is in strijd met vrijheid van vestiging. Naar aanleiding hiervan is de wet aangepast: bij het beoordelen van art. 10a moet een eventuele FE worden weggedacht (art. 15 lid 16 VPB).

Kritiek op de uitspraak van HvJ (BNB 2012/92)

Art. 10a VPB beoogt grondslaguitholling tegen te gaan. Vanuit dat oogpunt is het overnemen van een buitenlandse dochter niet vergelijkbaar met een binnenlandse dochter. In beide gevallen zijn de kosten aftrekbaar, maar de inkomsten van de buitenlandse dochter zijn in Nederland niet belast, en de inkomsten van een Nederlandse dochter wel. Onderscheid tussen binnenlandse en buitenlandse situaties is dan gerechtvaardigd.
Bestrijding van misbruik kan wel degelijk een objectieve rechtvaardigingsgrond zijn. In een buitenlandse situaties is er kans op misbruik. Daarom zou deze slechter behandeld mogen worden.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

Grondslagen vennootschapsbelasting

Bekijk samenvatting