Tumormarkers en lymfestelsel

30 belangrijke vragen over Tumormarkers en lymfestelsel

Wat wil een verhoogd AFP bij kinderen zeggen?

niets, dit is vaak positief bij kinderen

Welke tumormarkers kan je bij een hersentumor gebruiken?

HCG. hersenmetastasen zijn vaak HCG positief.

Welke tumormarkers kan je gebruiken bij een longtumor?

HCG, AFP, LDH
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Welke tumormarkers kan je gebruiken voor een chorioncarcinoom en trofoblastiaire reuzencellen?

HCG

Welke tumormarkers kan je gebruiken bij een ovariumcarcinoom?

CA125. dit is een mucine glycoproteine (overvloedig met suikers beladen eiwit). wordt gebruikt voor de prognose, detectie recidief en vervolgen therapie.

eigenlijk heeft deze tumormarker een te lage sensitiviteit en specificiteit en nu zijn ze op zoek naar een alternatief, bijvoorbeeld in combinatie met wat anders (echo, andere glycoproteinen)

Welke goedaardige dingen kunnen gepaard gaan met een verhoogde CA125 concentratie?

zwangerschap, menstruatie, endometriose, goedaardige tumor in kleine bekken, ontsteking kleine bekken, afwijking long/pleura, leverziekte (cirrose)

CA125 bij gezonde vrouwen is <25 KU/L

Hoe ziet de ideale marker eruit?

  • vroege detectie (sensitief)
  • orgaan en tumorspecifiek (specificiteit)
  • correlatie met tumorstadium, massa ('tumor load')
  • prognostische informatie

Waar is Wnt-signalering bij betrokken?

bij de embryogenese: speelt een hoogdrol in endoderm. na de polarisatie is Wnt betrokken bij de vorming van de craniocaudale as.

Hoe wordt Wnt-binding getransduceerd?

genexpressie moet veranderd worden. het bindt aan de buitenkant. Wnt-eiwitten binden aan Frizzled receptoren. het Wnt-eiwit houdt de receptor als een soort vinger en duim vast. er zit een lipide molecuul in de receptor. deze moet aan het Wnt eiwit gezet worden, wat gebeurt door porcupine (enzym).

Wat is de rol van beta-catenine bij de Wnt signalering?

beta-catenine is het centrum van deze signaalroute. mRNA voor beta-catenine wordt constant aangemaakt, en ook het eiwit maken het constant aan. wordt direct opgenomen in het complex in cytoplasma. hier worden fosfogroepen aangezet, gemodificeerd (ubiquitinering), wat ertoe leidt dat het eiwit direct afgebroken wordt. dit gebeurt alleen in AFWEZIGHEID van Wnt aan Frizzled receptor

Maar wat gebeurt er dan als Wnt wel aan Frizzled is gebonden?

Lrp5/6 is de coreceptor van Frizzled die de signaaltransducer is. dit leidt ertoe dat het destructiecomplex van beta-catenine geinactiveerd wordt. het gevolg ervan is dat beta-catenine niet meer afgebroken wordt -> beta-catenine naar cytoplasma + in de kern zitten.

in de kern bindt beta-catenine aan transcriptiefactoren (TCF). transcriptiefactoren binden aan regulatoire sequenties in het DNA. hier wordt besloten of het gen wordt afgeschreven

TCF alleen kan niets, maar moet wachten op beta-catenine voordat er target genen aangezet kunnen worden in DNA.

Wat is een Groucho-repressor eiwit?

dit is een eiwit dat de regulatieregio in het DNA bezet houdt. deze wordt verdrongen door beta-catenine. 1 van de genen die nu geactiveerd wordt is Lgr5 -> marker voor embryonale stamcellen

Wat zijn de driver mutaties van coloncarcinomen?

  • FAP patienten: germline mutatie in APC gen in alle cellen (belangrijk bij destructiecomplex)
  • 80% vd mensen met sporadische darmkanker hebben een mutatie in APC (1 van de 2 allelen though, niet 2, zoals bij FAP)
  • mutaties van Ser/Thr residuen (fosforyleren normaal het destructiecomplex)
  • Axin-mutatie: in een vrij laag percentage darmkanker patienten

Wat zijn de membraan-gelokaliseerde Wnt regulators?

  • stamcel specifieke receptoren: Rnf43 + Znrf3. deze binden aan E3 ligase, welke de Frizzled receptoren ubiquitineren. dus ze zorgen voor minder Frizzled en dus reductie van Wnt signalering
  • Arspodin (Rspo) bindt aan Lgr receptor en zorgt ervoor dat er een verbinding optreedt met E3 ligase. E3 ligase schakelt Frizzled receptoren uit, maar Arspondin zorgt ervoor dat E3 ligase uitgeschakeld wordt. dus zorgen voor het aanzetten van Wnt signalering.

Hoeveel lymfevocht blijft er aan het veneuze einde van de capillairen over?

10-20%. dit is zo'n 3L per dag. hierin zitten gelekte plasma-eiwitten (horen eigk niet uit de venen gefiltreerd te worden). daarnaast celdebris. het kan ook specifieke stoffen bevatten die passen bij drainagegebied (microbiele producten MDK, ingeademde partikels longen).

Welke functies heeft lymfe?

circulatie, afweer en vetabsorptie (grotere fenestraties voor de chilomicronen = chymus).

Bijna overal in het lichaam bevinden zich lymfevaten. waar niet?

daar waar geen bloed komt, wordt ook geen lymfe geproduceerd
  • epidermis: inclusief aanhangsels (haren, nagels)
  • hoornvlies (cornea): geen bloedvaten
  • gewrichtskraakbeen

verder CZS (heeft liquor) en beenmerg, bot (WEL in periost).

spieren bevatten wel wat lymfe en er wordt wel wat geproduceerd, maar weinig lymfekleiren. het hart dus ook niet veel

Beschrijf de eigenschappen van lymphonodi (lnn)?

ongeveer 400-450, 100 in thorax, 230 in abdomen/pelvis. dit zijn gebieden waar microbiele producten zouden kunnen komen.
  • veel in mediastinum, mesenteria, achterse buikwand en bekken
  • weinig in extremiteiten en rompwand
  • veel waar ledematen de romp naderen

een regionale groep heeft een drainageregio. veel lymfeklieren rond grote vaten

Hoe verloopt de naamgeving van de lymphonodi?

  • vaten: lnn. paraaortales
  • topografische locatie: lnn. inguinales
  • oppervlakkig vs. diep: lnn. inguinaes superficialis / profundus
  • relatie met organen: lnn. tracheobronchialis

Wat zijn de 2 terminale lymfevaten die we hebben?

  1. ductus thoracicus: draineert onder diafragma L/R, boven diafragma L. voert dus lymfe van 3/4 vh lichaam af.
  2. ductus lymphaticus dexter: draineert boven diafragma R. dus 1/4

deze vaten monden uit in het veneuze systeem in de angulus venosus sinister/dexter. hier komen de v. jugularis interna en v. subclavia samen.

vanaf de navel gaat de lymfe van de rompwand naar de lies toe en boven de navel gaat alles omhoog en is er direct L/R scheiding. de grens van het diafragma telt dus alleen voor de inhoud van de romp en de navel voor de rompWAND

Van welke factoren is het transport van lymfe afhankelijk?

  • weefseldruk
  • spierpomp en kleppen: stuwing van lymfe kan naar proximaal of distaal gaan, maar gelukkig heb je hier kleppen voor (meer dan de venen).
  • arteriele pulsaties: omdat ze langs de arterien lopen
  • ademhalingsmechanisme in thorax
  • glad spierweefsel in trunci: kan actief contraheren en in geringe mate bijdragen aan transport.

Welke 3 niveaus hou je chirurgisch aan tov van de m. pectoralis minor?

  • niveau 1: alles wat lateraal loopt (laterale groep, anterieure groep, posterieure groep)
  • niveau 2: alles wat dorsaal loop van de m. pectoralis minor. centrale groep. dieper in oksel
  • niveau 3: mediaal van de m. pectoralis minor. anatomisch apicale groep, omdat je in de punt van de oksel zit.

Welke zenuwen moet je sparen bij een okselkliertoilet?

  • n. thoracicus longus: innerveert de m. serratus anterior
  • n. thoracodorsalis: innerveert m. latissimus dorsi


de n. intercostobrachialis (sensibel bovenarm) is niet te sparen, want die gaat dwars door vetweefsel heen (ipv plexus brachialis).

Hoe zit de lymfedrainage van de longen in elkaar?

lymfeklieren volgen de luchtwegen. lnn. tracheobronchiales. veel lymfeklieren die lymfe van de longen ontvangen liggen langs de luchtwegen gerangschikt -> gaan met de lnn. parasternales naar de truncus bronchomediastinalis

Hoe zit de lymfedrainage van abdomen en pelvis (inhoud) in elkaar?

het terminale lymfevat is de ductus thoracicus, want onder diafragma. begint vaak bij een zakje -> cysterna chyli (niet altijd aanwezig). hieruit ontspringt de ductus thoracicus. in totaal heb je 10 lymfestammen (6 al eerder genoemd). de overige 4 monden uit n de cysterna chyli:
  • truncus lumbalis dexter/sinister
  • truncus intestinalis dexter/sinister: ontvangt lymfe van organen die gevoed worden door truncus coeliacus, a. mesenterica superior en a. mesenterica inferior (tractus digestivus organen en milt)

overige organen komen in truncus lumbalis terecht.

Wat zijn de 11 lymphonodi van de onderste extremiteiten?

  1. lnn. inguinalis superficialis: oppervlakkige liesklieren. oppervlakkige delen been, scortum. zijn er 10. kan naar nummer 2/3
  2. lnn. inguinalis profundi: liggen tegen a/v femoralis aan. diepere delen been. gaat naar nummer 3
  3. lnn. iliaci externi: langs a. iliaca externa. naar 4/5
  4. lnn. iliaci interni. langs a. iliaca interna. naar 5.
  5. lnn. iliaci communes
  6. lnn. lumbales (paraaortales of aortici lateralis): grote groepen klieren langs de aorta. vanuit hier naar de truncus lumbalis -> cysterna chyli
  7. tr. lumbalis
  8. lnn. mesenterici inferior: langs grote ventrale takken aorta en de takken daarvan
  9. lnn. mesenterici superiores
  10. lnn. coeliaci
  11. tr. intestinalis

Waar bevinden zich de regionale lymfeklierstations van testes en ovaria?

a. testicularis of a. ovariae. liggen beide vrij hoog. bij het indalen van de organen zijn ze mee gekomen. de regionale lymfeklieren zijn dus de lymfonodi lumbales

Wat zijn de lymfeklierstations van de nieren?

lnn. lumbales

Wat zijn de lymfeklierstations van de darmen?

lnn. mesenterici superiores.

Wat zijn de lymfeklierstations van scrotum en been?

superficiale inguinale lymfevaten

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo