Samenvatting: H.1
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van H.1
-
1 H.1 -paragraaf 1 t/m 6
Dit is een preview. Er zijn 15 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Periodiek systeem1. Naarmate het atoomnummer toeneemt, worden de periodes van het periodiek systeem steeds breder. Dit is niet zo verwonderlijk als je je bedenkt dat de breedte van een periode samenhangt met het aantal elektronen dat in de schil past. Wanneer wordt er een nieuwe periode gestart?2. Wat is de elektronenconfiguratie?3. Hoe heten de elektronen die zich in de buitenste schil bevinden? En waarin spelen deze een belangrijke rol.
1. telkens wanneer een nieuwe schil wordt aangesproken om elektronen in te plaatsen, wordt een nieuwe periode gestart (Dit betekent overigens niet altijd dat de voorafgaande schil vol is!).
2. De manier waarop de elektronen zich verdeeld hebben over de schillen. Dit bepaald de chemische eigenschappen van een element.
3. De valentie-elektronen. Deze spelen de belangrijkste rol bij de chemische eigenschappen, deze vormen immers de buitenkant van het atoom. -
Periodiek systeem1. Wat zijn edelgassen? 2. Hoe komt het dat edelgassen erg stabiel zijn?3. Wat is de edelgasconfiguratie? 4. Waarvan hangt de reactiviteit van een element af?5. Dit verklaart ook de reactiviteit van elementen uit andere groepen. Wat is de octetregel?
1. Gassen die nauwelijks met andere stoffen reageren.
2. Ze hebben een gebrek aan reactiviteit.
3. Dat een element dezelfde elektronenconfiguratie heeft als die van een edelgas.
4. van het aantal valentie-elektronen.
5. Het feit dat stabiele deeltjes over het algemeen acht elektronen in de buitenste schil hebben, wordt de octetregel genoemd. -
Periodiek systeem1. Wat zijn de eigenschappen van alkalimetalen?2. Wat zijn de eigenschappen van aardealkalimetalen? 3. Wat zijn de eigenschappen van halogenen?
1. alkalimetalen zijn de elementen uit groep 1 van het periodiek systeem. Ze reageren heftig met water en halogenen, waarbij ze een elektron afstaan. Het ontstane positief ion is heel stabiel, doordat deze dezelfde elektronenconfiguratie heeft als edelgas.
2. aardalkalimetalen (groep 2) reageren ook heftig met water en halogenen, waarbij deze een tweewaardig positief geladen ion vormen.
3. halogenen (groep 17) reageren makkelijk met metalen en nemen daarbij een elektron op. Deze elementen bereiken de stabiele elektronenconfiguratie door een extra elektron toe te voegen aan hun bijna volle buitenste schil. -
Periodiek systeem1. Welke twee dingen kan element betekenen? 2. Leg uit waarom dit voor de metalen op hetzelfde neerkomt. 3. Wat zijn de gemeenschappelijke eigenschappen van metalen. (3)4. De overige niet-ontleedbare stoffen hebben heel andere eigenschappen. Welke? (3)5. Hoe worden atomen die tot deze groep behoren genoemd?
1. atoomsoort of niet-ontleedbare stof.
2. zowel de stof als de atoomsoort van ijzer wordt aangeduid met de formule Fe.
3. ze zijn glanzend, vast bij kamertemperatuur en geleiden stroom en warmte goed.
4. vaak gasvormig bij kamertemperatuur, hebben geen glanzend oppervlak en geleiden meestal geen elektriciteit.
5. niet-metalen -
Metalen1. Wat is het metaalrooster? En hoe ontstaat deze?2. Wat gebeurd er in de vloeibare fase met dit metaalrooster?
1. Een kristalrooster van de positief geladen metaalresten en de elektronen die vrij tussen de metaalresten kunnen bewegen. Een metaalatoom heeft meestal een, twee of drie elektronen in de buitenste schil. Door (een deel van) deze elektronen los te laten en niet langer te binden aan een specifieke kern, wordt de edelgasconfiguratie benaderd en is de stof stabieler. Zo ontstaat een microstructuur van positief geladen metaalresten en elektronen die vrij tussen de metaalresten kunnen bewegen.
2. In vloeibare fase wordt het metaalrooster afgebroken en kunnen ook de positieve metaalresten vrij door het materiaal bewegen. -
Metalen1. Wat is een legering of een alliage? En waarom wordt dit gemaakt?2. Wat is een gietijzer? 3. Leg uit waarom het metaal sterker wordt zodra je hem met koolstof mengt.
1. een mengsel van een vaste stof met een metaal. Deze vaste stof kan zowel een metaal als een niet-metaal zijn. Hierdoor kunnen de eigenschappen van een metaal worden veranderd.
2. gietijzer is een alliage van koolstof met ijzer.
3. Als je hem met koolstof mengt, dan bevat het kristalrooster koolstofdeeltjes, waardoor de rijen ionen niet meer langs elkaar heen kunnen schuiven en het materiaal meer kracht kan weerstaan. Maar wanneer de kracht te groot wordt voor het rooster, zal de legering niet vervormen, maar breken. -
Metalen1. Wat is een erts? 2. De meeste metalen reageren in meer of mindere mate met water of zuurstof? wat zijn onedele metalen? En wat zijn edele metalen?
1. een gesteente of mineraal dat een economisch winbaar gehalte van een metaal bevat.
2. Onedele metalen zijn metalen die reageren met stoffen zoals water en zuurstof. Hierdoor komen deze metalen altijd in een verbinding voor en is er een chemische reactie nodig om de metalen vrij te maken uit het mineraal. Edele metalen zijn de metalen die zo weinig reactief zijn dat ze als element uit de aardkorst gewonnen kunnen worden. -
Moleculen1. Wat is de covalente van een atoom?2. Hoe wordt een atoombinding ook wel genoemd?
1. Het aantal atoombindingen dat een element moet vormen om de edelgasconfiguratie te verkrijgen.
2. Een covalente binding -
Moleculen1. Hoe heet de binding die de moleculen in vaste en vloeibare fase bij elkaar houdt? En hoe wordt deze moleculaire binding gevormd?2. Welke twee factoren zorgen voor de kracht van de vanderwaalsbinding? Leg uit.
1. De vanderwaalsbinding. de vanderwaalsbinding is het gevolg van tijdelijke ladingsverschillen in het molecuul. Doordat de elektronen niet altijd mooi verdeeld zijn over het molecuul, ontstaan tijdelijk licht positief en licht negatief geladen delen. Deze delen trekken de tegenovergesteld geladen delen op andere moleculen weer aan. Omdat de ladingsverschillen tijdelijk zijn, is de vanderwaalsbinding niet erg sterk.
2. 1. Ze zijn sterker naarmate het molecuul meer elektronen bevat (en dus een grotere massa heeft).
2. Als het contactoppervlak tussen moleculen groter is.
Zware langgerekte moleculen hebben een sterkere vanderwaalsbinding dan lichte en vertakte moleculen. -
Moleculen1. Wat zijn organische moleculen?2. Wat zijn anorganische moleculen? En wat is een systematische naam?
1. Er is een grote groep moleculaire stoffen die gemaakt (kunnen) worden door levende organismen. Dit zijn allemaal stoffen waarin zich C en H atomen bevinden. deze koolwaterstoffen worden organische moleculen genoemd.
2. anorganische moleculen zijn de moleculen die niet gemaakt (kunnen) worden door organismen. De systematische naam is de naam weergeven in woorden. Bijv. P2O5 = difosforpentaoxide.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden