Samenvatting: H. 4.4 Macht En Mensen In De Republiek
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van H. 4.4 Macht en mensen in de Republiek
-
1 H. 4.4 Macht en mensen in de Republiek
Dit is een preview. Er zijn 10 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat was het belangrijkste gewest van de Republiek en waarom?
Het gewest Holland, het betaalde namelijk 58% van alle uitgaven van de Republiek. Daardoor kon het in de Staten-Generaal nogal eens zijn zin doordrijven. -
Welk gewest had wel een eigen bestuur maar mocht geen vertegenwoordigging naar de Staten-Generaal sturen?
Het gewest Drenthe. Het betaalde maar 1% van de belastingen. De andere gewesten vonden het niet belangrijk genoeg -
Wat voor soort mensen waren adellijke en niet-adellijke regenten?
Adellijke regenten woonden in landhuizen op het platte land en niet-adellijke regenten waren rijke burgers die in de stad woonden. -
Wat deden de regenten om andere mensen niet in de groep te laten komen?
Ze gaven elkaar de goede banen en ze maakten goede afspraken. -
Hoeveel mensen leefde er omstreeks 1650 in de Republiek?
2 miljoen -
Hoeveel mensen en hoeveel procent van de bevolking behoorde tot de hoogste laag van de bevolking(de regenten)?
9000 mensen en dat is zo'n 4,5% van de bevolking -
Wat waren de kenmerken van de gegoede burgerij?
Ze waren vaak even rijk als de regenten en soms ook wel dezelfde beroepen vaak eigenaren van grote bedrijven maar ze hadden geen invloed in het bestuur van het land. -
Wat zijn de kenmerken van de kleine burgerij?
Deze bestond in het westen uit een grote groep. Het waren vooral ambachtslieden, kleine handelaren, winkeliers en boeren met een klein stukje grond. Ze hadden genoeg inkomsten om van te leven. Sommige konden met moeite rondkomen. -
Hoe heette de onderste laag van de bevolking en wat waren het?
Het gemeen. In de steden 75% van de bevolking. Het waren werklieden in de nijverheid of de havens, landarbeiders, soldaten en matrozen. Ze konden enigszins rondkomen. -
Hoe heet de onderste laag van de bevolking en hoe konden ze nog leven?
De werklozen. Zij kregen vaak hulp van de kerk en de stadsbesturen en zo konden zij in leven blijven.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden