Samenvatting: H5 Mindmap Rechtsbronnen

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van H5 Mindmap Rechtsbronnen

• 5 Rechtsbronnen

• 5.1 Inleiding

  Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Welke bronnen somt art. 38 lid 1 Statuur Internationaal Gerechtshof op als bronnen van internationaal recht?

  • Internationale verdragen
    
  • Gewoonterecht
  • Algemene rechtsbeginselen
  • Rechterlijke beslissingen (onder voorbehoud art. 59, uitspraken Hof alleen bindend voor partijen en mbt behandelde zaak)
  • Meest bevoegde schrijvers

• Wat is een kanttekening bij de opsomming van rechtsbronnen in art. 38 lid 1?

  • Het is enigszins gedateerd
    
  • Besluiten IO's staan er niet bij (werden bij de opstelling nog niet als rechtsbron beschouwd)

• 5.3.1 Omschrijving

  Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5.3.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Het gewoonterecht is een bindend element in de internationale rechtsorde. Wat is een voorbeeld van materieel gewoonterecht en van formeel gewoonterecht?

  • Materieel gewoonterecht: gebruik van geweld
    
  • Formeel gewoonterecht: verdragenrecht, aansprakelijkheidsrecht

• 5.3.2 Totstandkoming

  Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5.3.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is er dubbel aan het feit dat gewoonterecht uiteindelijk gebaseerd is op de wil van staten?

  De band met staten is zwak. Staten worden veelal gebonden geacht aan gewoonterecht zonder dat duidelijk is wat hun wil is.

• 5.3.2.1 Algemene praktijk

  Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5.3.2.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Uit wiens handelingen kan de statenpraktijk worden afgeleid en dient dit feitelijk of verbaal te zijn?

  Alle staatsorganen (regering, wetgever, rechter)
  
  Kan feitelijk of verbaal zijn, maar feitelijk heeft meer gewicht

• In welke twee situaties is er toch sprake van een statenpraktijk ook wanneer aan de eis van relatief veel staten (zonder dat dit exact en kwantitatief vast te stellen is) niet voldaan is?

  • soms praktijk van weinig staten voldoende wanneer andere staten zich daartegen niet verzetten
    

  • onderscheid tussen staten waarvoor de regel van meer of minder belang is (bv regels voor satellieten niet belemmeren door staten die deze niet hebben en dus geen praktijk laten zien)

• 5.3.2.2 Rechtsovertuiging

• Praktijk + rechtsovertuiging = gewoonterecht. Geef een voorbeeld waarbijeen praktijk zonder rechtsovertuiging niet tot gewoonterecht leidten andersom waarbij een rechtsovertuiging zonder praktijk niet tot gewoonterecht leidt.

  1. Veel staten staan foltering toe, maar hiervoor is geen rechtsovertuiging
     
  2. Er is een rechtsovertuiging dat massavernietigingswapens niet mogen worden ingezet, maar hiervoor ontbreekt een praktijk

  
  
  Het recht zal altijd neigen naar de feiten

• Wanneer staten niet expliciet aangeven dat iets vereist, toegestaan of onrechtmatig is, op welke 3 manieren is een rechtsovertuiging (opnio juris) dan vast te stellen?

  • Soms vast te stellen door een verdragspraktijk

  • Soms besluiten IO's (indien niet veel tegenstemmen)
  • Soms uit de praktijk af te leiden, stilzwijgend

• Waarom is gewoonterecht lastig uit verdragspraktijk op te maken en wat zijn kanttekeningen wanneer dit toch zou gebeuren?

  • Aangenomen kan worden dat staten juist een verdrag sluiten omdat er geen gewoonterecht is of deze niet duidelijk is
    
  • Zou dan ook niet verdragspartijen binden (zonder hun wil)
  • Opzeggen verdrag heeft geen zin, immers na opzegging blijft die staat dan toch gebonden door het gewoonterecht

• 5.3.4 Kenbaarheid

• Als een regel van gewoonterecht gevestigd is, kan deze veelal door een gezaghebbende uitspraak worden gevonden (bijvoorbeeld IGH). Hoe gaat dit wanneer een regel aan wijziging onderhevig is en er geen gezaghebbende bron is?

  Er kunnen ook experts worden ingeschakeld.