Voorgeschreven arresten Erfrecht

24 belangrijke vragen over Voorgeschreven arresten Erfrecht

Man en vrouw in gemeenschap van goederen getrouwd. Man helpt echtgenote om zeep. Hij is niet meer in staat om van haar te erven. Is hij wel in staat om de helft van de ontbonden gemeenschap zich toe te eigenen? Waarom niet? Noem het relevante arrest.

Nee. Redelijkheid en billijkheid. Moordhuwelijk. NJ 1991, 593.

Erflaatster benoemt haar zoon in uiterste wilsbeschikking tot enig erfgenaam. Zij heeft meermalen tegen haar zoon gezegd, dat zij haar nalatenschap onder uitsluitingsclausule wil schenken. Dit beding haalt echter nooit het testament. Het huwelijk van zoonlief komt ten einde. Kan het bestaan van de uitsluitingsclausule worden aangenomen? Noem het relevante arrest.

Nee. Uitsluitingsclausule. NJ 2001, 349.

Welk arrest is gecodificeerd in art. 6:5-2 BW?

Omzetting natuurlijke verbintenis. NJ 1996, 105.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Uit welk arrest blijkt dat een verbintenis overgaat van erflater op erfgenaam, ook al gaat het om een tussen erflater en erfgenamen gemeenschappelijk goed? Wat voor overeenkomst ging het in casu over?

Erven Gaasbeek. NJ 1989, 732. Pachtovereenkomst.

Waarop dient voor de vraag of een verklaring in een uiterste wilsbeschikking duidelijk is, mede van belang? Waartoe is onduidelijkheid dus niet beperkt? Noem het relevante arrest.

De verhoudingen die de erflater heeft willen regelen en de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt. Grammaticale uitleg. Uitleg erfstelling. 3 december 2004, AR0196.

Wat blijkt uit het arrest Moordhuwelijk?

Art. 4:3 BW heeft analoge toepassing in het Huwelijksvermogensrecht. NJ 1991, 593.

Noem de twee arresten die het fundament vormen voor de vraag of daden en verklaringen van de erflater bij de uitleg van het testament een rol mogen spelen of niet. Hoe wordt het laatste arrest ook wel genoemd?

Admiraal (NJ 1966, 177). Van Es-Ponjee (NJ 1966, 178). Dove Erflaatster.

Jan en Janine maken een samenlevingscontract op met een verblijvensbeding. Dit verblijvensbeding heeft als  inhoud dat de goederen van de gemeenschap toekomen aan de langstlevende. Is er sprake van een schenkingsovereenkomst?

Nee. Ontvanger/Pellicaan. NJ 1994, 257.

Mevrouw Koekebakker wil bij uiterste wilsbeschikking nog enige legaten toevoegen. Notaris Toffepeer vergeet uit de standaardakte echter de zinsnede ''Ik herroep alle voorgaande uiterste willen" te verwijderen. De akte wordt verleden. Mevrouw overlijdt. Kan er nog een beroep worden gedaan op erfstellingen in voorgaande testamenten? Waarom (niet)? Noem het relevante arrest.

Nee. Bewoordingen testament zijn duidelijk. Ik herroep (Hof Den Bosch).

Uit welk arrest bleek uit de obiter dictum dat een tweetrapsmaking onder oud en nieuw recht geoorloofd is? Geef de andere terminologie.

Boerenplaatsje. NJ 2004, 487. Fideicommis in residuo.

Polly benoemt twee van haar broers tot erfgenaam maar stelt ook dat het wettelijke versterfrecht van toepassing dient te zijn. Is er nu sprake van onduidelijkheid? Wat heeft dit tot gevolg? Noem het hiermee overeenstemmende arrest.

Nee. Daden en verklaringen mogen bij de uitleg niet in aanmerking worden genomen. Van Es-Ponjee. NJ 1966, 178.

Welk lot treft een testamentair beding waarbij mijn ''echtgenote'' wordt aangeduid als erfgenaam, terwijl het huwelijk inmiddels ten einde is gekomen? Noem het relevante arrest.

Ongeldigheid. Mijn echtgenote alsmede haar twee zonen; NJ 1998, 327.

Wat dient de echtgenote die een beroep doet op het verzorgingsvruchtgebruik ex 4:30 BW, in een procedure te doen? Uit welk arrest blijkt dit?

Aannemelijkheid aantonen. Verzorgingsvruchtgebruik. NJ 2008, 220.

In welk arrest is bepaald dat een sommenverzekering die dient ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis jegens de echtgenote, in aanmerking dient te worden genomen als quasi-legaat en als zodanig als schuld van de nalatenschap?

De Visser/Harms. NJ 1946, 62.

Welk arrest is gewezen met betrekking tot art. 4:30 BW? Welke procesregeling is hieruit voortgekomen?

Verzorgingsvruchtgebruik. NJ 2008, 220. Aannemelijkheid behoefte dient te worden aangetoond.

Kan het effect van een tussen samenwoners opgemaakt verblijvensbeding, dat degene die als eerste overlijdt, de goederen der gemeenschap toekomt, worden aangemerkt als een schenking? Noem het relevante arrest.

Nee. Ontvanger/Pellicaan. NJ 1994, 257.

In welk arrest wordt nog eens verduidelijkt dat de leveringsverplichting overgaat van erflater op erfgenaam, ook al was de erfgenaam al medegerechtigde in het te leveren goed?

Erven Hoitsma. NJ 1973, 496.

Is de enkele zinsnede "Mijn echtgenote" voldoende om als erfstelling te gelden indien het huwelijk inmiddels door echtscheiding ten einde is gekomen?

Nee. Mijn echtgenote alsmede haar twee zonen. NJ 1998, 327.

In welk arrest is beslist dat als de bewoordingen van een uiterste wilsbeschikking duidelijk zijn, er bij de uitleg van de uiterste wilsbeschikking niet kan worden toegekomen aan de daden en verklaringen van de erflater? Wanneer kan dit anders zijn?

Van Es-Ponjee. NJ 1966, 178. Vergissing erflater.

Uit welk arrest blijkt dat een overeenkomst met als voorwaarde de dood niet kan gelden als uiterste wilsbeschikking? Hoe kan een dergelijke overeenkomst onder huidig recht worden gekwalificeerd?

Van Doveren. NJ 1929, 1319. Quasi-legaat (art. 4:126 BW).

Cor benoemt bij uiterste wilsbeschikking zijn reeds overleden zoon Tinus tot erfgenaam. Wat kan er worden geconstateerd? Wat heeft dit tot gevolg? Noem het hiermee overeenkomende arrest.

Onduidelijkheid. Daden en verklaringen van de erflater mogen voor de uitleg worden gebruikt. Admiraal. NJ 1966, 177.

Kan een verblijvingsbeding dat kwalificeert als kansovereenkomst als schuld van de nalatenschap in aanmerking worden genomen voor de berekening van de legitimaire massa?

Ja. Verblijvingsbeding en legitieme. NJ 1997, 595.

Heeft een notariele verklaring van erfrecht in een geschil dwingende bewijskracht ten aanzien van wie erfgenamen zijn?

Nee. Bewijskracht verklaring van erfrecht. NJ 2001, 389.

Cor schermt in een geding met een verklaring van erfrecht, waaruit zou moeten blijken dat hij schuldeiser is van gedaagde. Kan de gedaagde zich nog met succes verweren tegen deze verklaring?

Ja. Bewijskracht verklaring van erfrecht. NJ 2001, 389.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo