Overlevering en uitlevering - De uitleveringsprocedure

25 belangrijke vragen over Overlevering en uitlevering - De uitleveringsprocedure

Waardoor wordt de inlevering (de uitlevering aan Nederland) beheerst?

Door het toepasselijke verdrag - indien Nederland een verdragsrelatie met de aangezochte staat heeft - en de wetgeving van de aangezochte staat.

Hoe geschiedt uitlevering?

Alleen op verzoek van een vreemde staat. Zonder een officieel verzoek tot uitlevering zal Nederland niemand aan de strafrechtelijke autoriteiten van een andere staat ter beschikking kunnen stellen (er is geen modeluitleveringsverzoek zoals in het overleveringsrecht). Wel worden in art. 18 lid 3 UW eisen gesteld aan de inkleding en onderbouwing van een verzoek.

Wat in de regel bij het verzoek tot uitlevering gevoegd?

Een origineel of authentiek afschrift van het bevel tot aanhouding bij vervolgingsuitlevering, of van het vonnis bij executie-uitlevering; een uiteenzetting van de feiten die de opgeëiste persoon zou hebben begaan; de toepasselijke wettelijke bepalingen van de verzoekende staat, en gegevens omtrent de identiteit en nationaliteit van de opgeëiste persoon.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wie zijn bij de behandeling van een uitleveringsverzoek betrokken?

De Minister van Justitie, de officier van justitie van het arrondissement waarin de opgeëiste persoon verblijft, de rechtbank van dat arrondissement en de Hoge Raad.

Wie heeft een belangrijke rol bij de uitleveringsprocedure?

De Minister van Justitie en zijn rol valt te verklaren uit het interstatelijke karakter van de uitlevering. Aangezien uitlevering plaatsvindt tussen staten, en niet tussen justitiële autoriteiten zoals bij overlevering, ligt het voor de hand dat een orgaan van de regering van de aangezochte staat bij de besluitvorming is betrokken.

Wat zijn andere redenen waarom de Minister van Justitie een belangrijke rol heeft bij uitlevering?

De MvJ kan een belangenafweging verrichten m.b.t. de belangen van de Staat en de belangen en rechten van de betrokkene. 

Over wie heeft de Uitleveringswet de beslissingsbevoegdheid over uitleveringsverzoeken verdeeld?

De uitleveringsrechter (rechtbanken en de HR) en de Minister van Justitie. De uitleveringsrechter beoordeelt de toelaatbaarheid van de uitlevering, maar de MvJ neemt de definitieve beslissing over de inwilliging van het uitleveringsverzoek, zij het dat hij daarbij gebonden is aan een rechterlijke ontoelaatbaarverklaring.

In welke verschijningsvormen kunnen de weigeringsgronden zich voordoen?

  • dwingende (imperatieve) weigeringsgrond: staat zonder meer in de weg aan uitlevering zoals 'uitlevering wordt niet toegestaan ...'
  • facultatieve weigeringsgrond: geeft de aangezochte staat de bevoegdheid te weigeren, maar verplicht daartoe niet zoals 'de aangezochte partij kan weigeren een persoon uit te leveren ...'.

Wat brengt het primaat van het verdragsrecht mee?

Dat de Uitleveringswet alleen van aanvullende betekenis kan zijn. De Uitleveringswet kan een dwingende weigeringsgrond niet veranderen in een facultatieve. Wel kan de Uitleveringswet een facultatieve weigeringsgrond imperatief 'invullen' (staat in voorbehoud bij het EUV).

Wat is een voorbeeld dat een facultatieve voorbehoud is omgezet in een dwingende weigeringsgrond?

Ex.art. 5 lid 3 UW kan uitlevering ter executie van een verstekvonnis 'slechts worden toegestaan indien de opgeëiste persoon in voldoende mate in de gelegenheid is geweest of alsnog zal worden gesteld om zijn verdediging te voeren'.

Hoe weet je wie bevoegd is te oordelen over een verdragsrechtelijke weigeringsgrond?

Dan moet in de eerste plaats de Uitleveringswet worden geraadpleegd. De artt. 2 t/m 12 UW bevatten imperatief geformuleerde weigeringsgronden. De wetgever heeft sommige van die gronden uitsluitend aan het oordeel van de MVJ willen onderwerpen en andere ook aan het oordeel van de uitleveringsrechter.

Wat behoort tot het exclusieve domein van de MvJ?

  • de weigeringsgronden inzake Nederlanderschap bij vervolgingsuitlevering ex art. 4 lid 2 UW
  • dreigende doodstraf ex art. 8 UW
  • lopende vervolging in Nederland voor hetzelfde feit ex art. 9 lid 1 sub a jo. lid 2 UW
  • dreigende discriminatoire vervolging ex art. 10 lid 1 UW
  • bijzondere hardheid ex art. 10 lid 2 UW
  • specialiteitsbeding ex art. 12 UW

Waarom is dit het exclusieve domein van de MvJ?

De toepassing van deze excepties vergt veelal een beoordeling van de politieke situatie en rechtspleging in de verzoekende staat nodig is die toegang tot voor de rechter gesloten informatiebronnen vereist, dat onderhandeld moet worden met de verzoekende staat over eventueel door deze staat te geven garanties of dat afwegingen moeten worden gemaakt waarbij beleidskeuzes een rol spelen.

Waarover oordelen de uitleveringsrechter en de MvJ?

Weigeringsgronden die vallen onder het onderzoek naar de toelaatbaarheid van het uitleveringsverzoek. Deze weigeringsgronden betreffen rechtskwesties zoals:
  • dubbele strafbaarheid ex art, 5 UW
  • ne bis in idem ex art. 9 lid q sub b, c en d UW
  • verjaring ex art. 9 lid 1 sub e UW
Voor zover de rechter de uitlevering niet ontoelaatbaar heeft verklaard heeft de MvJ de gezamenlijk de bevoegdheid daarover te oordelen.

Wat heeft de aangezochte staat bij een  facultatieve weigeringsgrond?

Een beleidsruimte om te weigeren of toe te staan. Bij de beslissing om zo'n grond al dan niet in te roepen moeten dan ook beleidskeuzes worden gemaakt en belangen tegen elkaar worden afgewogen, hetgeen meebrengt dat de toepassing van deze weigeringsgronden op het terrein van de MvJ ligt.

Waarom moet beleidsruimte niet verwart worden met beoordelingsruimte?

Zo kent art. 10 lid 2 UW de MvJ beoordelingsruimte toe bij het bepalen van de gevallen waarin uitlevering van bijzondere hardheid zou zijn ('In gevallen waarin naar het oordeel van Onze Minister (...)'), maar geen beleidsruimte. Komt de MvJ tot de conclusie dat uitlevering van bijzondere hardheid zou zijn voor de opgeëiste persoon, dan moet hij de uitlevering weigeren. Deze weigeringsgrond is immers dwingend geformuleerd, zodat de MvJ geen beleidsruimte tot toestaan of weigeren heeft.

Wat is van belang als de Uitleveringswet beoordelingsruimte toekent?

Het is van belang voor de wijze waarop de voorzieningenrechter in kort geding de beslissing van de MvJ op dit punt toetst.

Wat als een imperatieve weigeringsgrond niet in de Uitleveringswet voorkomt maar wel in een verdrag?

Dan zal de bevoegdheid van grond tot grond worden onderzocht.De beantwoording van de vraag of dreigende foltering in de weg staat aan uitlevering is volgens de HR niet ter beoordeling van de uitleveringsrechter, maar van de MvJ omdat hij toegang heeft tot voor de beoordeling van de weigeringsgrond relevante bronnen die voor de uitleveringsrechter gesloten blijven en hij met de verzoekende staat kan onderhandelen over garanties die de dreigende schending zouden kunnen afwenden.

Hoe is het met de bevoegdheidsverdeling inzake dreigende schendingen van mensenrechten?

Men kan inbrengen dat bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van justitiabelen juist naar de aard van de zaak aan de rechter behoort te zijn opgedragen. Ook de overleveringsrechter is immers verplicht een gestelde dreigende schending van het EVRM te onderzoeken en, bij gegrondbevinding, de overlevering te weigeren (art. 26 lid 1 jo. art. 11 OLW).

Hoe kijkt de HR aan tegen de bevoegdheidsverdeling?

De HR handhaafd het systeem van bevoegdheidsverdeling.

Hoe verloopt de procedure bij de rechtbank?

  • Naast de identiteit van de opgeëiste persoon en de genoegzaamheid van het uitleveringsverzoek, onderzoekt de rechtbank op de zitting of zich dwingende weigeringsgronden voordoen, althans voor zover deze aan haar beoordeling zijn onderworpen ex art. 26 UW.
  • Als de rechtbank tot de conclusie komt dat zulke gronden niet aanwezig zijn, verklaart zij de uitlevering toelaatbaar. In dat geval adviseert zij de MvJ over de inwilliging van het verzoek ex art. 30 lid 2 UW. Daarbij kunnen dus ook de weigeringsgronden aan de orde komen die uitsluitend ter beoordeling van de MvJ staan.

Is er een beroepsmogelijkheid tegen de uitspraak van de rechtbank?

Ja, de OvJ en de opgeëiste persoon kunnen tegen de uitspraak van de rechtbank (niet tegen het advies) beroep in cassatie instellen ex art. 31 lid 1 UW.

Welke positie heeft de HR in uitleveringszaken?

  1. cassatierechter na beroep tegen de uitspraak van de rechtbank
  2. als feitenrechter indien hij die uitspraak - geheel of ten dele - casseert.
Verwerpt de HR het beroep, dan is daarmee de uitspraak van de rechtbank onherroepelijk. In geval van cassatie moet de HR als feitenrechter doen wat de rechtbank had behoren te doen. Kan de HR niet zonder nader onderzoek, dan houdt de HR een nadere zitting waarop hij als feitenrechter de toelaatbaarheid onderzoekt.

Kan de MvJ afwijken van de ontoelaatbaarheid verklaring van de rechtbank of HR?

Nee, dan moet de MvJ het uitleveringsverzoek afwijzen ex art. 33 lid 2 UW.

Wat als de uitleveringsrechter de uitlevering toelaatbaar heeft verklaard?

Dan neemt de MvJ de definitieve beslissing op het verzoek tot uitlevering. De MvJ kan dan wel afwijken van het oordeel van de uitleveringsrechter.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo