Levenslooptheorieën - Welbevinden - dual continua model

21 belangrijke vragen over Levenslooptheorieën - Welbevinden - dual continua model

Er is veel discussie over het belang van de verschillende vormen van welbevinden. Wat  beargumenteerde Keyes?

Keyes beargumenteerde dat alle drie de vormen van welbevinden belangrijk zijn, juist omdat ze elkaar wederzijds aanvullen.

Wat is flourishing en languising volgens Keyes tav geestelijke gezondheid?

Flourishing:  hoog niveau van alle 3 vormen (emotioneel, psychologisch én sociaal)  van welbevinden  -> Geeft een positieve geestelijke gezondheid omdat ze elkaar wederzijds aanvullen.
Languishing: minimale geestelijke gezondheid.

Wat houdt het Dual-continua-model  van Keyes in?

Twee continua.
A. Mate van geestelijke gezondheid/ Welbevindenen  (positieve verticale as)
B. Mate van psychische klachten/symptomen.(negatieve horizontale as).
Deze 2 assen vormen 4 categorieën.
1. Goede geestelijke gezondheid en geen psy klachten
2. Goede geestelijke gezondheid en psychopathologie
3. Slechte geestelijke gezondheid en geen psy klachten
4. Slechte geestelijke gezondheid en psychopatholgie
          
Dat afwezigheid van psychische symptomen en stoornissen niet hetzelfde is als de aanwezigheid van welbevinden/
Geestelijke gezondheid en geestelijke ziekte zijn níet de keerzijden van een medaille.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Keyes spreekt van het Dual continua-model: dat stelt dat de afwezigheid van psychische symptomen en stoornissen niet altijd hetzelfde is als de aanwezigheid van welbevinden.

De verschillen en overeenkomsten van welbevinden tussen de verschillende leeftijdsgroepen kunnen op 3 manieren verklaard worden:

1. Ontwikkelingseffect: de ontwikkeling die mensen doormaken als ze ouder worden
2. Cohorteffect: ervaringen die mensen eerder in hun leven opdoen en meenemen gedurende hun levensloop.
3. Periode effect: effecten van maatschappelijke ontwikkelingen

Welk verschillen in dimensies van welbevinden worden vastgesteld tussen jongeren en ouderen?

Ouderen scoren veelal beter op emotioneel welbevinden waardoor zij minder hinder ervaren van psychologische symptomen, terwijl jongeren beter scoren op psychologisch welbevinden. Op emotioneel welbevinden scoren zij ongeveer gelijk.

Keyes (en dit boek) stellen dat de drie vormen van welbevinden....?

Alle drie belangrijk zijn. Ze vullen elkaar namelijk aan.

Een hoog niveau van alle drie de vormen van welbevinden is flourishing: persoon die floreert heeft een goede positieve geestelijke gezondheid.

Wat voegt deze benadering toe aan de negatieve benadering van geestelijke gezondheid?

de relatie is niet perfect. Er zijn mensen met een laag niveau van welbevinden zonder psychische ziekten en mensen mét een psychische ziekte én een hoog welbevinden.

Waarom is juist voor ouderen een brede, individueel gerichte benadering/behandeling aangewezen en hoe past deze benadering in het dual-continua model?

Ouderen krijgen te maken met zowel ziekte, verlies en klachten (neg horizontale as),  als daaraan gerelateerde veranderingen/activiteiten .  Dit vraagt om meer dan de oplossing van problemen.

Een brede benadeling gaat in op oplossen van psychische problemen  (aanpak van de negatieve horizontale as) en daarnaast het verbeteren van het welbevinden (emotioneel, psy, soc) van de oudere (positieve verticale as).

Wat heeft het model van welbevinden van geestelijke gezondheid toe te voegen aan de benadering van geestelijke gezondheid als de afwezigheid van psychische ziekte?

Mensen die meer welbevinden ervaren, hebben doorgaans minder psychische symptomen en ziekten en vice versa. Er zijn echter uitzonderingen. De afwezigheid van psychische symptomen en stoornissen is dus niet altijd hetzelfde als de aanwezigheid van welbevinden. Keyes spreekt daarom van een dual continua-model .

Waarom spreekt Keyes naast flourishing (hoog welbevinden = floreren en dus een goede positieve geestelijke gezondheid) van dual-continua-model?

men met laag niveau van welbevinden hebben geen psychische ziekte.

Sommigen met hoog niveau van welbevinden wel.

Dus: afwezigheid van psychische ziekte is niet altijd hetzelfde als aanwezigheid van welbevinden.

Hoe onderbouwt onderzoek naar leeftijdsverschillen het dual continua-model?

Ouderen ervaren meer emotioneel welbevinden dan jongere volwassenen, maar minder psychologisch en evenveel sociaal welbevinden. Over het geheel genomen hebben ouderen dus een betere geestelijke gezondheid dan jongeren als naar de afwezigheid van klachten wordt gekeken, maar niet als het welbevinden centraal staat. Geestelijke gezondheid en geestelijke ziekte zijn dus niet de keerzijde van dezelfde medaille.

Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen leeftijdsgroepen in onderzoek naar welbevinden?

Oudste ouderen minder psychische symptomen dan jongere volwassenen:
  • ouderen meer emotioneel welbevinden dan jongere volwassenen.
  • ouderen minder psychologisch welbevinden dan jongere volwassenen
  • Ouderen evenveel sociaal welbevinden als jongere volwassenen.

Ouderen hebben dus een betere geestelijke gezondheid dan jongeren (kijken naar afwezigheid van klachten), maar niet als het welbevinden centraal staat).

Hoe wordt het dual-contina-model gestaafd met onderzoek naar leeftijdsverschillen?

leeftijdsverschillen in welbevinden laten een ander beeld ziek dan die in psychische klachten.
- ouderen rapporteren minder symptomen van psychische aandoeningen.
- ouderen ervaren meer emotioneel welbevinden, minder psychologisch welbevinden en evenveel sociaal welbevinden dan jongeren.

Welke 3 effecten kunnen de verschillen/ overeenkomsten in welbevinden tussen verschillende leeftijdsgroepen verklaren?

  1. cohort effect= ervaringen die mensen opdoen tijdens hun levensloop (bv historische gegevens)
  2. Ontwikkelingseffect= de ontwikkeling die iemand die iemand doormaakt naarmate hij ouder wordt
  3. Periode effect= de effecten van maatschappelijke ontwikkeling -> bv de samenleving loopt achter bij vergrijzing, waardoor er weinig zinvolle rollen voor ouderen zijn -> Beïnvloedt vooral sociale welbevinden op latere leeftijd.
     COP

Onderzoek naar welbevinden is cross-sectioneel van aard. De verschillen en overeenkomsten tussen leeftijdsgroepen kunnen op drie manieren worden verklaard.

hoe?

  1. Ontwikkelingseffect: ontwikkeling die men doormaakt als ze ouder worden.

  2. cohorteffect: ervaringen die men opdoen en meenemen in het leven. Oorlog/depressie geeft minder mogelijkheden om te ontplooien, waardoor minder psychologisch welbevinden dan andere generaties.

  3. periode-effect: effecten van de maatschappelijke ontwikkelingen.

Inmiddels zijn er vooral vanuit de positieve psychologie interventies ontwikkeld om welbevinden te behouden en te bevorderen. Wat zijn de resultaten hiervan?

Verschillende meta-analyses laten zien dat deze interventies daadwerkelijk kunnen bijdragen aan het welbevinden, juist ook bij mensen die lijden aan somatische of psychische ziekten.

Wat houdt het proces van stereotype embodiment van Levy (2009) in en om welke stereotype (van de ouderen zelf) gaat het?

De belichaming van een bepaald stereotypering die er van ouderen is. Ze gaan steeds meer op het stereotype lijken. Het werkt als een selffulfilling prophecy.
De stereotypering hebben mensen al van jongs af aan en wordt niet meer bijgesteld ook niet als ze zelf oud worden.
Negatief:
fysieke achteruitgang
sociaal verlies 
Positief:
psychologische groei
ontwikkeling op het sociale domein (grootouderschap).

Met name de negatieve stereotypering heeft invloed op het cognitief functioneren.

De verschillen in welbevinden kunnen op verschillende wijzen verklaard worden

Ontwikkelingseffecten (positiviteitseffect bijv)
Cohorteffect (eerder opgedane ervaringen o.a. WO II)
Periode effect (effecten van maatschappelijke ontwikkeling)

Hoe beïnvloedt beeldvorming over ouderen het gedrag van hulpverleners en ouderen zelf?

Beeldvorming is 'aardig maar incompetent'.
-Anderen; dit leidt tot paternalistisch ('wij' gaan...) en betuttelend (hard praten) gedrag vanuit hulpverlening.
-Ouderen zelf; Stereotypering (stereotype embodiment) werkt als selffulfilling prophecy. Mn de negatieve stereotypering heeft effect op cognitief functioneren en levensduur.
Bovendien versterken ze elkaar; afhankelijk gedrag wordt beloond en onafhankelijk gedrag leidt tot minder aandacht.

Ouderenpsycholoog.

Er is sprake van twee continua (stoornissen voorkomen/behandelen met welbevinden behouden en bevorderen). Wat houdt dit in?

Je kunt ook mensen met psychische stoornissen interventies geven gericht op welbevinden behouden en bevorderen.

Waarvoor is als ouderenpsycholoog deze bredere benadering belangrijk?

het zorgt ervoor dat je je niet alleen bezighoudt met stoornissen en het voorkomen en behandelen, maar ook met welbevinden beouden en bevorderen. Jusit ook als mensen aan psychische stoornissen lijden.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo