Het diagnostisch interview met de ouders

Een vraaggesprek, gevoerd in het kader van de diagnostiek binnen een hulpverleningsrelatie die in de somatische en geestelijke gezondheidszorg gebruikelijk is.

het klachtgedrag: wanneer is de klacht ontstaan, wat ging eraan vooraf, wat zijn de gevolgen, welke opvatting heeft de hulpvrager over het ontstaan ervan?

Dit deel bevat de speciële anamnese, het probleemgedrag van het kind wordt systematisch en zo concreet mogelijk geëxpliciteerd.

Wordt vaak in de intakefase afgenomen.

1. In kaart brengen zorgdraag ouders
2. Verzamelen relevante gegevens (probleemgedrag, functioneren, aard en resultaat eerdere hulpverlening, opvattingen ouders, de ontwikkelingsgeschiedenis, de gezinsgeschiedenis)
3. Bekend raken met ouders als individuen, echtpaar en opvoeders
4. uitleg procedure
5. Verhelderen zorgvraag en totstandbrenging werkrelatie.

klachtanamnese

Tijdens het eerste contact.

Naast de analyse van de problemen en klachten ook een analyse maken van de terreinen waarop het kind wel functioneert. Daarop kan in de behandeling strategisch een beroep gedaan worden.§

• theorieen over kinderlijke ontwikkeling
• werktheorieen over de relevantie van aanlegfactoren en omgevingsinvloeden
• theorieen over ontstaan en manifestatie van psychopathologie bij kinderen
• theorieen ontleend aan de epidemiologie
• theorieen over behandelvormen, hun indicaties en effecten

• theorieen over intra-individuele processen die de productie van anamnesitsche gegevens beinlvoeden
• theorieen over de verbale en non-verbale communicatieaspecten van het interview
• theorieen over de invloed van de persoonlijkheid van de geinterviewde op het verloop van het interview
• theorieen over de invloed van de eigen persoonlijkheid van de interviewer en diens attitude

1. Kinderen gedragen zich op verschillende leeftijd verschillen > weten wat bij die leeftijd verwacht wordt en wat dus normaal/abnormaal is.
2. In hoeverre interfereren de problemen met de normale ontwikkeling > pas psychopathologie wanneer symptomen leiden tot schadelijk disfunctioneren in het dagelijks leven.
3. Verschillende ontwikkelingsfasen gaan gepaard met verschillende vormen van stress en verschillende mate van kwetsbaarheid.
4. Om te begrijpen hoe de problemen zijn ontstaan is het nuttig weet te hebben van problemen die achter de normale en abnormale ontwikkeling schuilgaan.

Bij werktheorieen over de relevantie van aanlegfactoren en omgevingsinvloeden

• de vaardigheden waarover het kind in het dagelijk leven dient te beschikken teneinde
• de ontwikkelingstaken te vervullen die kenmerken zijn voor de levensfase waarin het verkeert.

non-directief. Pas daarna komt de fase waarin met specifieke details navraagt over gebieden die niet spontaan zijn benoemd. Dit gebeurt dmv gerichte vragen.

Dat men patronen die men recent heeft gezien steeds weer ziet en op basis daarvan steeds dezelfde diagnoses stelt, zonder op grond van de verschillen nog naar andere patronen of diagnoses te zoeken. Het verschijnsel 'ziekte van de week' zou hieraan te wijten zijn.

Welke criteria moeten aanwezig zijn om een diagnose te mogen stellen? Welke criteria worden gehanteerd? (DSM levert een aanzet)

Welke informatie dient te worden verzameld en hoe dient dit te gebeuren? Hieraan wordt tegemoet gekomen door de ontwikkeling van gestandaardiseerde interviews

de speciele anamnese: het navragen van symptomen en klachtgedrag.

het vrije interview

Voldoende gesprekstechnische vaardigheid, inhoudelijke vakkennis en kennis van het diagnostisch interview en diagnostisch middel.

Autoamnese is met de persoon zelf, en heteroamnese is met een naastte van degene waar het om gaat

• Hetero/auto anamnese 
• - speciële/klachtenanamnese
• - actuele functioneren van het kind
• Ontwikkelingsanamnese
• Biografische anamnese bij ouders

• speciële (klacht) anamnese
• uitdiepen van het acutele functioneren van het kind
• ontwikkelingsanamnese
• biografische anamnese (van ouders)

• De invloed van stijl, setting en context op de betrouwbaarheid
• Herinneringsprocessen, afweermechanismen en andere intra-individuele processen
• Verbale en non-verbale communicatie aspecten 
• Invloed van de persoonlijkheid van de geïnterviewde
• Eigen persoonlijkheid en eigen attitude tegenover de meest voorkomende onderwerpen

1. Welke symptomen moeten aanwezig zijn om de diagnose te mogen stellen? Wat zijn de criteria?
2. Welke informatie moet worden verzameld, en hoe moet dit gebeuren?

• Criteriavariantie: welke symptomen aanwezig dienen te zijn om een diagnose te kunnen stellen
• Informatievariantie: welke informatie dient te worden verzameld en op welke wijze