Werkproces 5: Voert sportmassage uit - Fysiologie - Celleer: cytologie
6 belangrijke vragen over Werkproces 5: Voert sportmassage uit - Fysiologie - Celleer: cytologie
Wat is Fysiologie en waarom is het zo belangrijk voor een sportmasseur?
Wat zijn de kenmerken van de levende cel?
- Voortplantingsvermogen (het herschept zichzelf)
- Prikkelbaarheid en prikkelgeleiding
- Stofwisseling (stofopnamen en uitscheiding)
- Groei- beweeglijkheid
Welke kenmerken heeft iedere cel? Beschrijf hier ook kort een eigenschap van.
- Celmembraan; vormt de scheiding tussen het inwendige en het uitwendige van de cel, deze wand is semipermaebel.
- Celkern; in de celkern wordt groei en deling geregeld, ook liggen de erfelijke eigenschappen erin opgeslagen.
- Cytoplasma; levende substantie in een cel dat de elementen koolstof, stikstof, waterstof en zuurstof bevat. Cytoplasma bestaat voor 90% uit water. Daarnaast bevat het eiwitten, zouten, koolhydraten en enzymen.
- Mitochondriën; de energiefabriekjes van de cel waarin ATP wordt gevormd door de verbranding van koolhydraten, vetten en eiwitten.
- Ribosomen; zorgen voor de samenstelling van lichaamseigen eiwitten.
- Golgicomplex; dient voor de uitscheiding van voornamelijk eiwitten in klieren.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Omschrijf de volgende termen: milieu-interieur, intercellulaire ruimte, extracellulaire ruimte, interstitium.
- Intercellulaire ruimte; de ruimte tussen de cellen.
- Extracellulaire ruimte; de ruimte buiten de cellen (= dus gelijk aan bovenstaande)
- Milieu-interieur; de vloeistof tussen de cellen in de intercellulaire ruimte.
- Interstitium; de ruimte tussen de cellen (= gelijk aan eerste 2)
Omschrijf de volgende termen: filtratie, osmotische druk, colloid osmotische druk, diffusie, osmose, resorptie en secretie.
- Filtratie; het verplaatsen van water met daarin opgeloste stoffen.
- Osmotische druk; het drukverschil tussen een vloeistog met een hoge concentratie deeltjes en een vloeistof met een lage concentratie deeltjes.
- Colloid osmetische druk; de vochtafvoer vanuit weefsels doordat de bloedbaan een hogere eiwitconcentratie heeft dan het vocht in de weefselspleten.
- Diffusie; het transport van gassen onder invloed van een concentratie verschil.
- Ormose; filtratie van vloeistoffen door een semipermaebel membraan.
- Resorptie; de opnamen van opgeloste (voedings)stoffen in bloed of lymfe.
- Secretie; de afscheiding van vocht in het lichaam door slijmvliezen en klieren.
Omschrijf op welke wijze groei plaatsvindt. Gebruik daarbij de termen assimilatie, dissimilatie en metabolisme.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden