Proeftoets - theorievragen

10 belangrijke vragen over Proeftoets - theorievragen

De beginselplicht tot handhaven is door de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State in haar jurisprudentie ontwikkeld. De beginselplicht tot handhaving houdt in dat bestuursorganen in eerste instantie moeten handhaven. Beredeneer hoe deze beginselplicht tot handhaving zich verhoudt tot gedogen en wanneer er in dat kader kan worden afgezien van handhaving.

In 2004 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (ECLI….) bepaald, dat het bestuursorgaan, gelet op het algemeen belang dat met handhaving is gediend, in beginsel moet handhaven.

Er is geen beleidsvrijheid voor het bestuursorgaan om van handhaving af te zien.

Op grond van genoemde jurisprudentie kan het bestuursorgaan alleen maar afzien van handhaving in twee gevallen:
- indien er uitzicht is op legalisatie
- of van een situatie waarin handhaving onevenredige gevolgen met zicht meebrengt in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, zodat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

Sinds de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 kent deze wet zowel de maatregel als de bestuurlijke boete als bestuursrechtelijke sancties. Staat het de gemeente vrij om bij een overtreding van de verplichtingen uit de Participatiewet te kiezen uit deze sancties en waar in de wet is dat geregeld?

Nee, de gemeente heeft geen beleidsvrijheid om te kiezen: de PW geeft aan welke sanctie moet worden toegepast.

Bij overtreding van art. 18 lid 2 Pw moet de gemeente een maatregel opleggen volgens art. 18 leden 4 tm 10 PW

Bij overtreding van art. 17 Pw moet de gemeente een bestuurlijke boete opleggen volgens art. 18a Pw

Wanneer wordt een overtreding van een bestuursrechtelijke norm strafrechtelijke afgedaan? Noem hierbij twee uitzonderingen op deze hoofdregel.

Een bestuursrechtelijke norm wordt strafrechtelijk afgedaan als het benadelingsbedrag

€ 50.000,- of hoger is
Uitzondering (studenten kunnen de onderstaande twee voorbeelden uit de literatuur noemen):
- Wanneer iemand zijn baan kwijt raakt wegens een strafblad door de strafrechtelijke handhaving
- Als er sprake is van gebrekkige preventie en handelen van het bestuursorgaan
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

De procedure voor het opleggen van een bestuurlijke boete is geregeld in titel 5.4 Awb en heeft te maken met de hoogte van de op te leggen boete. In welke tweedeling valt deze procedure uiteen?

In de lichte en de zware procedure voor de bestuurlijke boete.

Wanneer er een bestuurlijke boete wordt opgelegd van € 340 of hoger is de procedure geregeld in de Awb. In welk wetsartikel is deze procedure geregeld en welke twee handelingen moeten - op grond van dit artikel - worden verricht?

- De procedure (van de zware boete) is geregeld in artikel 5:53 Awb
- Er moet bij deze procedure een rapport worden opgemaakt
- Daarnaast moet er worden gehoord/ zienswijze naar voren brengen

Het bestuursorgaan moet rekening houden met de waarborgen volgend uit artikel 6 EVRM en extra eisen van het EHRM als er een bestuursrechtelijke sanctie wordt opgelegd. Beredeneer de achterliggende reden van het belang van artikel 6 EVRM.

Bij het opleggen van een bestuursrechtelijke sanctie is sprake van een “criminal charge” in de zin van artikel 6 EVRM. Omdat de bestuurlijke boete bestraffend is van aard (ook goed: punitieve sanctie of leed toevoegend), is het van belang de waarborgen en extra eisen die het EHRM stelt aan de procedure voor de boeteoplegging (van 6 EVRM) na te leven.

Noem vijf (van de zes) eisen die het EHRM, vanuit artikel 6 EVRM, stelt aan de procedure voor het opleggen van een bestuursrechtelijke sanctie.


-          Vermoeden van onschuld

-          Cautie/ zwijgrecht
-          Hoorplicht
-          Evenredigheidsbeginsel
-          Ne bis in idem
-          Redelijke termijn opleggen sanctie

Voor het afleggen van een onaangekondigd huisbezoek moet er sprake zijn van een redelijk fraudevermoeden. Wanneer is er - volgens de literatuur/jurisprudentie - sprake van een redelijk fraudevermoeden?

Als de rechtvaardiging voor het afleggen van onaangekondigd huisbezoeken is gebaseerd op concrete en objectieve feiten en omstandigheden op basis waarvan redelijkerwijs kan worden getwijfeld     aan de juistheid of de volledigheid van de verstrekte inlichtingen.

Leg uit via welke twee rechtsgebieden uitkeringsfraude kan worden aangepakt. Ga in je antwoord in op de vraag aan de hand waarvan wordt bepaald voor welke weg van afdoening wordt gekozen.

Uitkeringsfraude houdt in het niet (volledig/correct) nakomen van de inlichtingenplicht



De grens wordt bepaald door het benadelingsbedrag


Benadelingsbedrag < 50.000 euro = bestuursrechtelijke afdoening


Benadelingsbedrag > 50.000 euro = strafrechtelijke afdoening

In de uitspraak van 11 januari 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:12) heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de duur van de invordering van de bestuurlijke boete voor bijstandsgerechtigden aan banden gelegd. Geef weer welke overwegingen de CRvB ten grondslag heeft gelegd aan dit oordeel.


De CRvB is van oordeel dat een bestuurlijke boete binnen een redelijke termijn dient te kunnen worden terugbetaald.


Wanneer de draagkracht van betrokkene klein is en de boete derhalve niet binnen een redelijke termijn kan worden betaald, leidt dit tot onevenredigheid van de boete.
Nu bijstandsgerechtigden op een sociaal minimum zitten, heeft een te hoge boete tot gevolg dat er te lang op een absoluut bestaansminimum (90 % van bijstandsnorm) wordt geleefd.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo