Cellen en weefsels - Cellen
13 belangrijke vragen over Cellen en weefsels - Cellen
3. Leg uit, waarom hydrofiele stoffen moeilijker door de celmembraan heen kunnen.
5. Beschrijf kort de verschillende manieren van membraantransport.
Actief transport (pomp)
6. Hoe wordt de inhoud van de kern (kernplasma) gescheiden van de rest van de cel?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
11. Beschrijf de bouw van het endoplasmatisch reticulum.
- Glad ER heeft geen ribosomen
- Ruw ER heeft ribosomen op de buitenzijde.
12. Wat zijn de functies van het endoplasmatisch reticulum?
- Ruw ER: het inwendige kanalensysteem dient voor transport van eiwitten die op het membraan zijn gesynthetiseerd.
13. Wat zijn de functies van het golgi apparaat?
- exocytose: blaasjes versmelten met celmembraan en enzymen worden buiten de cel gebracht.
14. Wat zijn de functies van de lysosomen?
15. Wat zijn de functies van de mitochondriën?
18. Uit welke fasen bestaat de celdeling?
-Interfase: stadium tussen twee op elkaar volgende mitosen. Er vindt achtereenvolgens celgroei - verdubbeling (replicatie) van chromosomen - directe voorbereiding op mitose.
19. Uit hoeveel chromatiden bestaat een chromosoom tijdens de celdeling en uit hoeveel na de celdeling?
Na de celdeling: er zijn geen losse chromatide, maar samen weer 1 chromosoom.
23. Wat is het doel van de meiose?
24. Wat gaat uit elkaar tijdens de eerste reductiedeling (meiose 1)? Idem voor de tweede reductiedeling?
- Profase: crossing-over (uitwisseling van genen) en er ontstaan nieuwe combinaties van eigenschappen.
- Metafase: de chromosomen rangschikken zich in equatorvlak en de centromeren delen niet.
- Anafase 1: scheiding van homologe chromosomen
- Telofase 1: er ontstaan twee cellen met ieder de helft van het aantal chromosomen.
Meiose 2: normale deling alleen uitgaande van de helft van het aantal chromosomen. Er wordt een nieuw spoelfiguur gevormd die loodrecht op de eerste staat. Nu delen de centromeren zich, waardoor chromatiden zich naar de polen bewegen.
26. Hoeveel spermatozoön ontstaan er na de meiose en hoeveel eicellen?
Bij oögenese: levert de moedercel slechts één functionele eicel over met zeer veel cytoplasma. Verder ontstaan er enkele poollichaampjes (cel met heel weinig cytoplasma)
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden