Samenvatting: Hema2/klin Immuno

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Hema2/Klin Immuno

  • Granulopoïese en monopoïese

    Dit is een preview. Er zijn 23 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 12/02/2016
    Laat hier meer flashcards zien

  • Verklaar waarom in normaal beenmerg de verhouding tussen erytroblasten en onrijpe WBC in de orde van 1:3 ligt en de verhouding erys:leukos in normaal bloed circa 1000:1 is.

    Heeft met de levensduur van de cellen te maken en met hoelang de cellen in het bloed verblijven. Erys leven 120 dagen en verblijven die tijd ook vrijwel in het bloed terwijl leukos slechts 3-8 uur in het bloed verblijven.
  • les 5

    Dit is een preview. Er zijn 12 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 01/04/2016
    Laat hier meer flashcards zien

  • Hoe verklaar je pancytopenie bij hypersplenisme?

    Verhoogde afbraak bloedcellen ten gevolge van een infectie. RBC die geopsoniseerde AB/antigeen complexen binden (via C3b/CR1) worden afgebroken in de milt.
  • Het totaal ontbreken van monocyten kan wijzen op een zeldzame vorm van leukemie. Welke?

    Harige-cellenleukemie
  • Wat is te verwachten ten aanzien van de concentratie eosinofiele granulocyten bij een destructie van de bijnierschors (Addison's disease)?

    Cortisol verhindert het loslaten van eosinofiele granulocyten uit het beenmerg. Als de bijnierschors defect is, zullen er meer eosinofielen loslaten en kan dit resulteren in een (geringe) eosinofillie
  • Met welke cytochemische kleuring is een leukomoïde reactie te onderscheiden van een chronische myeloïde leukemie?

    Alkalische fosfatase kleuring. Bij CML verlaagd, bij leukemoïde reactie verhoogd.
  • Zijn de concentraties HB en trombocyten bij een leukemoïde reactie verschillend van die bij chronische myeloïde leukemie? Zo ja, welke verschillen?

    Bij CML zullen de concentraties HB en trombocyten net als bij een leukemoïde reactie niet sterk veranderen. Bij AML dalen zowel Hb als trombocyten als gevolg van verdringing door leukemische cellen in het beenmerg. In de geaccelereerde fase of een blastencrisis kan dit bij CML wel het geval zijn.
  • Welk chromosoom is betrokken bij de overerving van chronische granulomateuze ziekte?

    Het X-chromosoom. In het boek staat ten onrechte dat het alleen bij mannen voorkomt. Het komt het vaakst bij mannen voor. In zeldzame gevallen kan het ook bij vrouwen voorkomen. Zeker als er sprake is van inteelt.
  • les 6 beenmergtransplantatie

    Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 04/04/2016
    Laat hier meer flashcards zien

  • Voor een beenmergtransplantatie wordt altijd een donor uitgezocht, wiens HLA-fenotype identiek is of zeer sterk lijkt op dat van de patiënt, die het beenmerg zal ontvangen. Wat is hiervoor de reden?

    Het HLA locus is (naast vele andere functies) betrokken bij antigeen presentatie. Een HLA mismatch resulteert in een sterke graft versus host respons. Hierdoor zullen de immuuncellen van de donor de cellen van de patiënt als lichaamsvreemd herkennen en aanvallen (merk op dat andersom in tegenstelling tot andere orgaan transplantaties nauwelijks een probleem vormt. Het immuunsysteem van de patiënt wordt immers vernietigd). Een kleine mismatch kan mogelijk wel een gunstig effect teweegbrengen. DIt wordt graft versus leukemia effect genoemd. Hierbij valle de donor immuuncellen mogelijk resterende leukemische cellen van de patiënt aan.
  • twee vragen

  • Bij een patiënt van 14 jaar wordt een lymfocytose gevonden, de concentratie lymfocyten bedraagt 7,9*10^9/L. De lymfocyten zijn hoofdzakelijk atypisch. Er wordt een immunotypering uitgevoerd op de lymfocyten met als resultaat: CD3+ 51%, CD3+4+ 14%, CD3+8+ 36%, CD19 42%. Welke oorzaak is het meest waarschijnlijk voor de lymfocytose en welk onderzoek kan dit vermoeden bevestigen?

    Referentie waarden lymfocyten: 1-4*10^9/L.
    CD3+ specifiek voor T cellen maar niet de lymfatische stamcel.
    CD19+ specifiek voor B cellen. Deze zijn in de normale verhouding aanwezig (~1:1). De lambda en kappa keten zijn beide vertegenwoordigd (lymfatische leukemie is meestal een klonale B cel).
    Niets wijst hier op een klonale lymfocyten cellijn: een leukemie is daarom uitgesloten. Wrsch gaat het hier om een EBV infectie (mononucleosis infectiosa) maar het kan ook om een ander virus gaan.
  • Bij een patiënt van 67 jaar wordt een lymfocytose gevonden, de concentratie lymfocyten bedraagt 11,7*10^9/L. De lymfocyten worden als atypisch beoordeeld in een bloeduitstrijkje. De immunotypering op de lymfocyten heeft als resultaat: CD3+ 18%, CD3+4+ 11%, CD3+8+ 7%, CD19+ 80%, CD5+19+ 78%, CD23+ 72%, FMC7 3%, HLA-DR 86%. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak voor de lymfocytose?

    CD3+ specifiek voor T cellen maar niet de lymfatische stamcel. 
    CD19+ specifiek voor B cellen. Deze zijn NIET in de normale verhouding aanwezig (~1:1) B lymfocyten duidelijk verhoogd. Duidelijk is ook dat alleen de kappa keten vertegenwoordigd is. (lymfatische leukemie is meestal een klonale B cel).
    CD5+ in combinatie met CD19+ is karakteristiek voor een CLL.
    De immunotypering wijst hier op een klonale B lymfocyten cellijn.
    Een leukemie is daarom zeer waarschijnlijk. Waarschijnlijk gaat het hier om een common B-CLL

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart