Bloedgroepen en bloedvoorziening

28 belangrijke vragen over Bloedgroepen en bloedvoorziening

Wat voor moleculen zijn bloedgroep antigenen?

Suiker moleculen op erytrocyten

Wat voor moleculen zijn bloedgroep antistoffen?

Suikers en eiwitten

Hoe erft de bloedgroep over?

Indirect genetisch, waarbij de allelen A en B co-dominant zijn terwijl O een stom allel is.

6 verschillende genotypen en 4 verschillende fenotypen
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Vanaf wanneer zijn de ABO antigenen aanwezig op de erytrocyten?

Vanaf de geboorte, maar bij pasgeborenen is minder A en B antigen aanwezig op de erytrocyten dan bij volwassenen.

Bij sommige ziekten (leukemie) kan de transferase activiteit echter afnemen --> minder A en B antigen aanwezig.

Vanaf wanneer zijn de antistoffen tegen de ABO antigenen te meten in het serum?

Pas 3 maanden na de geboorte, dus afwezig bij geboorte

Waarom komen de antistoffen tegen de ABO antigenen in nature voor (d.w.z. het zijn regulaire antistoffen)?

Doordat de ABO antigenen op de erytrocyten chemisch verwant zijn aan suikers van darmbacteriën.

Welk type immunoglobulinen zijn de antistoffen tegen ABO?

IgM antilichamen (na een bloedtransfusie kan ook IgG voorkomen)

Welke moleculen zorgen voor suiker binding en zo het ontstaan van de ABO antigenen op de erytrocyten?

Glycosyltransferasen

Benoem per bloedgroep welke suikermoleculen aanwezig zijn en de ABO antigenen vormen.

Bloedgroep O: H-allel
- H-antigeen (2x galactose + GlcNac + fucose)

Bloedgroep A: H-allel + A-allel
- H-antigeen (2x galactose + GlcNac + fucose)
- GalNac

Bloedgroep B: H-allel + B-allel
- H-antigeen (2x galactose + GlcNac + fucose)
- Galactose

Bloedgroep AB: H-allel + A-allel + B-allel
- H-antigeen (2x galactose + GlcNac + fucose)
- GalNac
- Galactose

Wat is het Bombay fenotype?

Genotype hh (H gen in onafhankelijk van ABO)

Dan is er geen H-allel --> geen H-antigeen (2x galactose + GlcNac + fucose).

Maar een h-allel --> h-antigeen (2x galactose + GlcNac)
= H-antigeen zonder fucose, want geen transferase

Welk gevolg heeft het Bombay fenotype voor een eventuele bloedtransfusie?

Mensen met Bombay fenotype hebben anti-A, anti-B en anti-H in serum --> afstoting van bloedgroep A, B, AB en O. Alleen bloedtransfusie mogelijk van donoren met ook het Bombay fenotype.

Schrijf de afkorting GlcNac voluit.

N-acetyl glucosamine

Wat is het verschil tussen de 2 typen A antigenen (A1 en A2) op de erytrocyten?

De transferase activiteit: A1 bevat ~4x meer GalNac op het H-antigen dan A2.

A1 is daardoor beter detecteerbaar bij bloedgroepbepaling.

Wat is een verworven B antigen?

Later verkregen B-antigeen op de erytrocyten (zonder het hebben van bloedgroep B --> met anti-B in serum).

Bij een bacteriële infectie kan een antigen van de bacterie die lijkt op het B-antigen binden aan de erytrocyten.

Wat is het klinisch belang van een bloedgroepbepaling?

- Voorkomen van een hemolytische transfusie reactie: bij bloedtransfusie moet worden voorkomen dat de donor erytrocyten krijgt met antigenen waarvoor de patiënten antistoffen heeft, anders worden de erytrocyten van de donor gelijk afgebroken.

- Voorkomen van hemolytische ziekte bij de pasgeborene (HZP) tijdens de zwangerschap:

ABO antistoffen zijn IgM (kunnen niet placenta passeren) --> meestal geen probleem.
- Na bloedtransfusie bij moeder kunnen IgG (kan placenta wel passeren) ABO antistoffen aanwezig zijn --> kan probleem geven tijdens eerste zwangerschap. 

Rhesus antistoffen zijn IgG (kunnen placenta passeren), maar zijn niet in nature aanwezig --> kan probleem geven tijdens tweede zwangerschap.

Wat voor moleculen zijn Rhesus antigenen?

Transmembraan eiwitten (ion kanalen)

Waarom is rhesus D het belangrijkste?

Het rhesus D antigeen is het meest immunogeen en zal daarom de sterkste respons geven bij aanwezigheid van rhesus D antistoffen.

Vanaf wanneer zijn de Rhesus antigenen aanwezig op de erytrocyten?

Al vroeg tijdens de ontwikkeling.

Vanaf wanneer zijn de antistoffen tegen de Rhesus antigenen te meten in het serum?

Rhesus antistoffen komen niet in nature voor bij rhesus negatieve personen. Pas bij aanraking met rhesuspositief bloed (transfusie of zwangerschap) worden rhesus antistoffen aangemaakt.

Wanneer kan het rhesus systeem bij een zwangerschap leiden tot hemolytische ziekte van de pasgeborene (HZP). Beschrijf ook het proces.

Als een rhesus D negatieve moeder tijdens de eerste zwangerschap bij de bevalling in contact komt met bloed van een rhesus positief D kind gaat de moeder antilichamen tegen rhesus D maken (anti-D of rhesus D antagonismen) = IgG antilichamen (kunnen placenta passeren).

Tijdens een tweede zwangerschap van weer een rhesus D positief kind kunnen de IgG anti-D antistoffen de placenta passeren --> IgG van de moeder gaat binden aan de erytrocyten van de foetus --> erytroblastosis fetalis (afbraak erytrocyten).

Hoe komt hemagglutinatie tot stand?

- Erytrocyten hebben een negatieve lading door de suikergroepen.
- Aantrekking van positief geladen ionen --> watermantel of zeta potentiaal. Hierdoor stoten de erytrocyten elkaar af. 
- Alleen IgM (complete antistoffen) kan deze afstand overbruggen; IgG (incomplete antistoffen) kan geen directe agglutinatie veroorzaken, maar zorgt wel voor sensibilisatie.

Hoe kan ervoor worden gezorgd dat IgG antistoffen (incomplete antistoffen) wel leiden tot agglutinatie?

- Afstand tussen de erytrocyten verkleinen:
Toevoegen van albumine (negatief geladen --> neutraliseert positieve lading van watermantel --> verlaagd zeta potentiaal) of polyethyleen glycol (PEG) (onttrekt water).

- IgG antistofketen verlengen:
Toevoegen van anti-humaan globuline serum.

Hoe werkt de directe antiglobuline / Coobms test?

Aan erytrocyten waaraan mogelijk IgG is gebonden wordt anti-humaan globuline serum toegevoegd:
- Wel agglutinatie: IgG is inderdaad gebonden aan de erytrocyten.
- Geen agglutinatie: IgG is niet gebonden aan de erytrocyten.

Wanneer wordt de directe antiglobuline / Coombs test uitgevoerd?

Wanneer er wordt verwacht dat er IgG is gebonden aan de erytrocyten:
- Vermoeden van transfusiereactie: IgG antilichamen van patiënt gaan binden aan erytrocyten van donor.
- Vermoeden van hemolytische ziekte van de pasgeborene (HZP) IgG antilichamen van moeder gaan binden aan erytrocyten van baby.

Hoe werkt de indirecte antiglobuline / Coombs test?

Eerst worden erytrocyten van de donor toegevoegd aan serum van patiënt (bevat mogelijk IgG) --> leidt nooit tot agglutinatie. Daarna wordt anti-humaan globuline serum toegevoegd (verlengd IgG keten):
- Bij aanwezigheid van IgG antistoffen in het serum van de patiënt zal er agglutinatie plaatsvinden.
- Bij afwezigheid van IgG antistoffen in het serum van de patiënt zal er geen agglutinatie plaatsvinden.

Wanneer wordt de indirecte antiglobuline / Coombs test uitgevoerd?

Bij een kruisproef voorafgaand aan de bloedtransfusie: toont aan of er in het serum van de patiënt antistoffen aanwezig zijn die kunnen binden aan de erytrocyten van de donor.

Wanneer wordt er een ADCC test uitgevoerd?

Wanneer via de directe antiglobuline/Coombs test een positief resultaat wordt verkregen en er een vermoeden bestaat op hemolytische ziekte van de pasgeborene wordt de ADCC test gedaan om de ernst van de hemolytische ziekte vast te stellen.

Schrijf de afkorting GalNac voluit.

N-acetyl galactosamine

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo