Granulopoïese, monopoïese en lymfopoïese

22 belangrijke vragen over Granulopoïese, monopoïese en lymfopoïese

Welke compartimentalisatie is er binnen het beenmerg op basis van de tijd (5 compartimenten)?

- Stamcelcompartiment: multipotente hematologische stamcel.
- Mitotisch compartiment: celdeling en differentiatie (CFU-GM, CFU-Eo, CFU-baso).
- Postmitotisch compartiment: geen celdeling meer, wel differentiatie. (15x meer cellen dan in het bloed).
- Circulerende pool: cellen in het bloed.
- Marginale pool: cellen hechtend aan de vaatwand.

Wat gebeurt er tijdens de maturatie van granulocyten?

- Celgrootte neemt af
- Kernvorm verandert van rond naar segmentvormig
- Condensatie van chromatine --> kern wordt kleiner (N/P ratio neemt af).
- Cytoplasma kleurt van blauw naar roze.
- Verschijnen en verdwijnen van primaire granules.
- Verschijnen van secundaire granules.

Wat zijn de kenmerken van een myeloblast (CFU-GM)?

- Hoge N/P ratio (veel kern, weinig plasma).
- Grote cel.
- Ronde kern.
- Blauw cytoplasma.
- Geen granules.
- Nucleoli aanwezig.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat zijn de kenmerken van een myelocyt?

- N/P ratio lager dan bij promyelocyt (kern wordt kleiner door condensatie van chromatine).
- Kleinere cel dan promyelocyt.
- Kern deukt in.
- Blauw cytoplasma
- Primaire granules verdwijnen
- Secundaire granules verschijnen (vanaf nu te zien of differentiatie verloopt naar neutrofiel, eosinofiel of basofiel).

Wat zijn de kenmerken van een band neutrofiel (staafkernige granulocyt)?

- N/P ratio lager dan bij metamyelocyt (kern wordt kleiner door condensatie van chromatine).
- Kleinere cel dan metamyelocyt.
- Kern deukt verder in (staafkernig = U-vorm).
- Roze cytoplasma.
- Komt perifeer in bloed voor.

In welk compartiment binnen het beenmerg op basis van de tijd zijn alle ontwikkelingsstadia van de granulopoïese in te delen?

Stamcelcompartiment:
- Multipotente hematologische stamcel
- Myeloide voorloper (CFU-GEMM)

Mitotisch compartiment:- Myeloblast (CFU-GM)
- Promyelocyt
- Myelocyt

Postmitotisch compartiment:- Metamyelocyt
- Staafkernige neutrofiel (band)
- Segmentkernige neutrofiel

Circulerende/marginale pool:- Staafkernige neutrofiel (band)
- Segmentkernige neutrofiel

Waar komen de neutrofielen vandaan bij een infectie?

1. Circulerende pool
2. Marginale pool
3. Post-mitotisch compartiment
4. Nieuwe productie van neutrofiele granulocyten

Kan op basis van morfologische kleuringen onderscheid worden gemaakt tussen T-, B- en NK-cellen. Hoe wel?

Nee, wel op basis van de CD-clusters op de cellen door die te meten met flowcytometrie.

Wat zijn de kenmerken van een eosinofiele granulocyt?

- Myeloïde cel, granulocyt.
- 12-17 µm
- Na basofiel minst voorkomende leukocyt in het bloed (1-6%).
- Blijven vooral in beenmerg want kunnen niet lang in bloed overleven (~8 uur).
- 2-lobbige kern.
- Verhoogd bij parasitaire infecties en allergie/astma (granules met histamine).
- Kan fagocyteren.

Wat zijn de kenmerken van mestcellen?

- Behoren tot de leukocyten.
- 10-20 µm.
- Lijken op basofiele granulocyten, maar hebben waarschijnlijk andere WBC voorloper.
- Hebben zeer veel granula/korrels (met histamine en herparine).
- Belangrijk bij wondheling en allergie.
- Komt niet in bloed voor, alleen in weefsels met contact met buitenwereld.
- Kan niet fagocyteren.

Welke stadia omvat de monopoïese?

- Myeloblast (CFU-GM)
- Promonocyt
- Monocyt (in bloed)
- Immature macrofaag (in weefsel: niet geactiveerd)
- Mature macrofaag (in weefsel: wel geactiveerd)

Wat zijn de kenmerken van een monocyt?

- Myeloïde cel, agranulocyt.
- 10-15 µm (grootste cel in bloed)
- Komt regelmatig voor in het bloed (6%).
- Onregelmatige celvorm (niet helemaal rond).
- Onregelmatige kernvorm (niervormig).
- Veel en helder cytoplasma met vacuoles.
- Veel opgeslagen in de milt.
- Ongedifferentieerde vorm van macrofagen.
- Belangrijk bij infecties.
- Kan fagocyteren.

Wat zijn de kenmerken van een macrofaag?

- Gedifferentieerde monocyt in weefsel.
- Komt niet in bloed voor.
- 25-30 µm
- Belangrijke fagocyt en APC = antigeenpresenterende cel.
- Afhankelijk van locatie hebben ze een specifieke naam.

Wat zijn de kenmerken van dendritische cellen?

- Behoren tot de leukocyten.
- Kunnen zowel ontstaan uit myeloide voorloper (CFU-GEMM) als lymfoide voorloper (maar kunnen ook afstammen van andere mesenchymale celllen en niet bloedvoorlopercellen).
- Belangrijke fagocyt en APC = antigeenpresenterende cel.
- Komt niet in bloed voor, alleen in weefsels met contact met buitenwereld.

Wat zijn de kenmerken van lymfocyten?

- Lymfoïde cel, agranulocyt
- 8-10 µm (kleinste cellen in het bloed).
- 2e meest voorkomende cel in het bloed (25%).
- Kleine ronde cel met veel kern en weinig cytoplasma.
- Belangrijk bij immuunrespons (virale infecties)
- Kan niet fagocyteren.   
- 3 typen: T-cellen, B-cellen en NK-cellen

Wat zijn de kenmerken van geactiveerde lymfocyten?

- Groter dan ongestimuleerde lymfocyt (14-20 µm).
- Afwijkende grilligere vorm (niet meer rond).
- Kern is ingedeukt (niet meer rond).
- Rond de kern is een perinucleair hof (licht blauw).

Wat zijn de kenmerken van T-lymfocyten (thymus)?

- Betrokken bij cellulaire immuniteit: tegen intracellulaire infecties.
- Behoren tot adaptieve immuunsysteem.
- Hebben T-cel receptor (TCR).
- 4 typen:
T-helpercellen (CD4+): herkennen antigeenpresentatie op MHC II
- Th-1 cellen: stimuleren activatie van cytotoxische T-cellen via IL-2 en IFN-gamma.
- Th-2 cellen: stimueleren activatie van B-cellen via IL-4.
Cytotoxische T-cellen (CD8+): herkennen antigeenpresentatie op MHC I
Regulerende T-cellen (CD8+): reguleren self-tolerance
Geheugen T-cellen (CD4+ of CD8+): geheugencellen.

Wat zijn de kenmerken van B-lymfocyten (Bursa)?

- Betrokken bij humorale immuniteit: tegen extracellulaire infecties.
- Behoren tot adaptieve immuunsysteem.
- Hebben B-cel receptor (BCR).
- B-cel kan differentiëren tot plasmacel of geheugen B-cel.

Wat zijn de kenmerken van plasmacellen?

- Plasmacellen zijn eactiveerde B-cellen.
- Produceren antilichamen (eiwit) --> daarom veel endoplasmatisch reticulum.
- Komen niet in het bloed voor: activatie en differentiatie in de secundaire lymfoide organen.

Wat zijn de kenmerken van NK-cellen (Natural Killer Cells)?

- Checken cellen op expressie van MHC-I via KIR/KAR.

- Doden virus geïnfecteerde cellen en tumorcellen via ADCC.

Hoe werkt de KIR/KAR op NK-cellen?

NK-cellen hebben KIR receptor en KAR receptor.
- Gezonde lichaamscellen met kern presenteren MHC-I en ligand: KIR van NK-cel bindt aan MHC-I --> geen celdood.
- Virusgeïnfecteerde cellen en tumorcellen presenteren geen/weinig MHC-I: KIR van NK-cel kan niet binden aan MHC-I, dus bindt KAR aan het ligand --> celdood.

Hoe werkt de ADCC van NK-cellen?

NK-cellen kunnen geopsoniseerde cellen doden via cellysis.
- Virusgeïnfecteerde cellen en tumorcellen worden geopsoniseerd met antilichamen.
- NK-cellen hebben receptor voor Fc gedeelte van antilichamen.
- Als NK-cel bindt aan Fc gedeelte van antilichaam --> degranulatie van granules NK-cel (perforine, granzymes) --> cellysis van targetcel.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo