Diagnosis of secundary hemostasis

9 belangrijke vragen over Diagnosis of secundary hemostasis

Waar staan de afkortingen PT en APTT voor en wat wordt hiermee gemeten?

Prothtombine time (extrensic pathway) en activated partial thromboplastine time (intrensic pathway).

Welke anticoagulator kun je gebruiken bij diagnose van secundaire hemostase en waarom zou je een anticoagulator willen gebruiken?

EDTA en citraat. EDTA is te sterk en haalt Ca++ ook uit eiwitten weg waardoor enzymen niet meer functioneren. Citraat haalt alleen vrij Ca++ weg.
Zo wordt stolling pas geinduceerd na toevoegen van agonists en niet al in het buisje.

Leg uit wat je allemaal nodig hebt om de extrinsieke coagulatie te meten (PT) en waarom:

TF, liposomen en Ca++ worden toegevoegd aan plasma. Ca++ is van belang voor GLA domeinen van TF en VII die zo het liposoom oppervlak kunnen binden.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Leg uit wat je allemaal nodig hebt om de intrinsieke coagulatie (APTT) te meten en waarom:

Een activator, anionisch oppervlak (glas) voor XII binding, Ca++ en fosfolipiden.

Bleeding patient:

1.Welk coagulatie pathway is hier verstoord?
2. Wat betekent het resultaat van de mixing test?
3. Welke mogelijke aandoeningen heeft de patient als we alleen kijken naar APTT, PT en mixing test?
4. Welke mogelijkheid kunnen we uitsluiten gezien de TT?

De APTT is prolonged dus de intrinsic pathway is verstoord. Er is sprake van een inhibitor voor een coagulatiefactor in dit pathway omdat na mixen de APTT nog steeds prolonged is.

Er is waarschijnlijk sprake van heparine (stimuls antithrombine), lupus of antibodies.  
Als extra thrombine wordt toegevoegd is er normale stolling. Heparine (remmer thrombine) kan dus worden uitgesloten. Ook lupus kan niet: induceert thrombose en geen bleeding.

Hoe kan worden bepaald voor welke coaugulatiefactor een antibody aanwezig is bij een verstoorde APTT?
Hoe wordt de sterkte van deze remmer bepaald?

Voor VIII, IX en XI voeren we de volgende meting uit: je mixt voor elk factor het plasma van de patient met plasma met een overmaat voor alle coagulatiefactoren behalve het te onderzoeken factor. Bij verlengde APTT weet je dan dat dit factor wordt geremd.

Claus assay/modified thrombin assay:

Plasma wordt verdunt en de 50% residual activity wordt bepaald. Voorbeeld, 1:20 verdund plasma resulteert in 50% resiual factor activity. De inhibitor concentratie is dan 20x 1 unit is 20u/mL.
Als dit bij 1:1 is is het dus een zeer zwakke remmer. 

Wat wordt als eerst gedaan/gemeten bij vermoedelijke thrombose?

Meting van de D-dimeren, dit is een marker voor fibrine formatie (veel dimeren; actieve coagulatie).

Hoe heet het syndroom dat vaak de oorzaak is van acquired thrombophilia en welke eiwitten zijn hierbij betrokken?

Antiphospholipid syndrome (APS), een auto immuun ziekte. Anticardiolipide antibodies, antibeta2gyloprotein antibodies en lupus anticoagulant.

antibeta2gp bindt de fosfolipidenlaag en houdt deze zo in stand. Lupus anticoagulant (LAC) remt reacties die afhankelijk zijn van fosfolipiden.

Hoe worden de levels van heparine bepaald?

Anti Xa assay: als (light molecular weight) heparine aanwezig is wordt Xa geremd. Xa klieft een eiwit dat na klieving licht geeft en zo wordt de hoeveelheid Xa bepaald.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo