Samenvatting: Henk
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van henk
-
4 methoden blok 3
-
4.1 hoofdstuk 2
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4.1
Laat hier meer flashcards zien -
klassieke leertheorie en uitdoving
- klassieke conditionering is een koppeling van twee prikkels - ook wel stimuli genoemd- die aan het gedrag voorafgaan. En daarvan is de ongeconditioneerde stimulus. De tweede prikkel wordt aan deze prikkel gekoppeld en wordt geconditioneerde stimulus genoemd. (hond/vlees/kwijlen/belletje).
- uitdoving in de klassieke theorie, dat is het proces waarbij het geconditioneerde gedrag geleidelijkt verdwijnt door het herhaaldelijk aanbieden van de geconditioneerde stimulus terwijl de ongeconditioneerde stimulus achterwege blijft -
operante leertheorie & SRC- schema
in de operante leertheorie gaat men ervan uit dat een bepaald gedrag dat voortdurend of met regelmatige tussenpozen wordt versterkt , steeds vaker getoond zal worden. Omgekeerd geldt dat gedrag minder vaak of zelfs in het geheel niet meer wordt vertoond als daar steeds weer een onaangename consequentie- afzwakking- op volgt.
- SRC- schema
S= stimulus of situatie: prikkels of gebeurtenissen die aan het gedrag van het individu voorafgaan
R= respons, het gedrag van de persoon
C= consequentie, datgene wat op het gedrag volgt -
- de sociale leertheorie- vier aspecten die van invloed kunnen zijn op modeling
- de sociale leertheorie gaat ervan uit dat gedrag geleerd wordt door het zien van gedrag van belangrijke personen (modellen) uit de omgeving.
1. het zien van opbrengsten. Modeling: informatie verstrekken (wat levert het op?), motiveren (aanzetten tot hetzelfde gedrag) en respons verhogen (zorgen dat het gedrag ook werkelijk wordt vertoond)
2. overeenkomst in eigenschappen tussen model en observant.
3. aantrekkelijkheid en nabijheid (verwant voelen) van het model
4. aantal modellen -
strategieen gericht op ontwikkelingstaken en externe factoren (3)
- het verlichten of vergroten van de ontwikkelingstaak
- het verminderen van de invloed van stressoren (bv. cognitieve gedragstherapeutische interventies met de nadruk op de vergroting van vaardigheden)
- het verstevigen of vergroten van het aantal protectieve en omgevingsfactoren (passende sportclub) -
technieken die de groepsleiding aanwendt (3)
- het opmerken en versterken van positief en competent gedrag
- voor doen of te intstrueren van vaardigheid
- probleemgedrag stoppen of ombuigen (dmv. instructies) -
technieken om het eigen gedrag te suren
zelfbepaling (vanuit drie zelfsturingsvaardigheden) -
cognitieve technieken om gedachten en gevoelens te beinvloeden
bij cognitief gedragstherapeutische technieken worden gedachten en gevoelens beinvloedt om uiteindelijk veranderingen in het concrete handelen te bewerkstelligen. Hierbij wordt uitgegaan dat het meestal de interpretatie van de voorafgaande gebeurtenis die leidt tot bepaalde gevoelens en gedrag. De interpretatie is afhankelijk van iemand zijn kernovertuigingen.
met behulp can deze techniek kunnen jongeren zicht krijgen op hun kernovertuigingen en leefregels en hoe deze via gedachten de emoties naar aanleiding van een gebeurtenis kunnen kleuren. om vervolgens inadequatie kernovertuigingen los te kunnen laten of alert zijn op de verstorende werking van bepaalde overtuigingen -
factoren die competentie negatief beinvloeden (3)
- stressoren: hebben een negatieve invloed op de balans van ontwikkelingstaken en vaardigheden (zakken voor examen)
- psychische stoornis: een stoornis zal altijd invloed hebben op het vaardiheidsniveau en daarmee ook op de competentiebalans
- cognitieve beperking: het kost deze jongeren veel moeite om zich kennis en vaardiheden eigen te maken. Ook kunnen zij moeilijk generaliseren. -
factoren die competentie positief beinvloeden: protectieve factoren
- protectieve omgevingsfactoren: beschikbaarheid van een volwassene die steun kan bieden, zoals een kennis of een grootouder
- protectieve eigenschappen: intelligentie , toegankelijkheid en opgewektheid, een neiging tot autonomie en een positiefzelfbeeld -
competentie van kinderen en ouders: transactiemodel
ouders beinvloeden het kind en andersom. als ouderlijke opvoedingsvaardigheiden tekortoschieten, zullen de kinderen minder makkelijk de vaardigheden leren om hun eigen ontwikkelingstaken te vervullen, het kind zal door stressoren en daardoor geringere competentie, probleemgedrag ontwikkelen. Dit werkt vervolgens als een stressor voor de ouders (viceuze cirkel)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden