Startpagina / Samenvattingen / Het Nederlandse landschap een historisch-geografische benadering / rivier-stroomrug-rivierengebied

Rivierkleilandschap

6 belangrijke vragen over Rivierkleilandschap

Wat wordt bedoeld met de stroomrug van een rivier?

Daarmee worden de oeverwallen aan weerszijde van derivierbedding bedoeld en de rivierbedding zelf zijn samen een stroomrug.

Wat zijn fossiele stroomruggen?

Dat zijn stroomruggen waar geen rivier meer in stroomt omdat de rivier een andere plek heeft waar het in stroomt. De stroomrug is dan ook als het ware een fossiel bij een fossiele stroomrug.

Waar staan de meeste dorpen en steden in het rivierengebied?

Op de oeverwallen van fossiele stroomruggen, op oeverwallen van een actieve stroomrug en op enkele donken (begraven rivierduinen).

Hoe beschermde men in een vroeg fase in het rivierengebied tegen water?

Men beschermde zich door een zijdewinde (dijk 1 tot 2 meter hoog) in het oosten van het dorp aan te leggen (waar het rivierwater vandaan kwam). Hieraan werd een achterkade aangelegd die het dorp beschermde tegen water uit het komgebied.

Wat is een belangrijk gevolg op het aanleggen van een winterdijk?

Zodra de winterdijk werd aangelegd die op een afstandje van het zomerbed van de rivier lag. Het rivierwater wat voorheen via de komgronden afvloeiden werd nu tussen de winterdijken opgestuwd. Dit heeft als gevolg dat de uiterwaarden (het gebied tussen rivier en dijk) en de rivierbedding opslibben. Dit heeft als gevolg dat de rivier hoger in het landschap komt te liggen en er krachtigere overstromingen plaats kunnen vinden.

Wanneer ontstonden terpen in het rivierengebied?

De terpen in het rivierengebied zijn ontstaan door de kans op ergere overstomingen door het aanleg van dijken. Hierdoor zijn men hun huizen en ook wel dorpen gaan bouwen op terpen.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

Het Nederlandse landschap een historisch-geografische benadering | 9789053453704 | S Barends

Bekijk samenvatting