Startpagina / Samenvattingen / Het Nederlandse landschap een historisch-geografische benadering / water-hoog-projecten

Droogmakerijenlandschap

5 belangrijke vragen over Droogmakerijenlandschap

Welk soort waterlichaam werd als eerst ingepoldert?

In de zestiende en de zeventiende eeuw begon men met kleine en ondiepe meren. Deze projecten waren waarschijnlijk proef projecten. (56 hectare) maar later kwamen grotere projecte van wel 686 en 620 hectare opgang.

Hoe financierde men vroeger de inpolderingen rond de 16e en 17e eeuw?

Eerst werd dit nog gedaan door een of enkele personen van adelijke afkomst. Dit is langzaam verandert naar een compagnie van meerdere rijke kooplieden / ondernemers. Dit is ook om veel kapitaal te verzamelen voor grotere projecten zoals het droogleggen van de Beemster.

Wat was het risico van het veelvuldig polderen?

Doordat heel veel meren werden ingepolderd was de wateropslag in Holland een stuk minder. Bij hoog water was ook eerder kans op hoog water omdat het water niet meer in de meren die waren ingepolderd kon stromen.

Waarom ging men investeren in het maken van polders?

Toen de graan prijzen hoog waren werd het aantrekkelijk om een meer, plas, zee arm en of vervenings plas droog te malen en er graan te laten verbouwen waar de kooplieden / ondernemers veel geld op konden verdienen.

Hoe deed men met molens water uit de polders pompen?

Dat deed door een waterrad aan de molen vast te maken. Als de wieken van de molen gingen draaien ging de watermolen ook draaien De watermolen kon op zijn beurt water omhoog stuwen. Hierdoor kon het water van 6 meter onder NAP naar 0 of hoger NAP naar de zee worden gelootst.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

Het Nederlandse landschap een historisch-geografische benadering | 9789053453704 | S Barends

Bekijk samenvatting