Samenvatting: Het Ordenen Van Modern Europa
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Het Ordenen van modern Europa
-
HC1
Dit is een preview. Er zijn 12 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 30/10/2018
Laat hier meer flashcards zien -
Gangbare beeld: driedeling ‘Europa’ na inval in Sovjet-Unie juni 1941
Bij de gebruikelijke indeling van Europa wordt ‘het goede’ (liberale democratie) tegenover ‘het slechte’ (nationaalsocialisme/fascisme/communisme) gesteld. Maar er waren ook wat grijsgebieden. Driedeling: liberale democratie in het westen, nationaalsocialisme/fascisme in het ‘midden’, communisme in het oosten. -
nazi Duitsland wilde een einde maken aan de sociale kwestie door
derde weg te vormen tussen het liberale kapitalistische en het communistische systeem, en achtten zichzelf superieur aan deze systemen. -
Oorzaken WO II, communistische visie
kapitaal moet ergens geïnvesteerd worden, en die mogelijkheden hadden de kapitalistische landen niet meer. Daarom gingen ze delen van de wereld open leggen om dat kapitaal te investeren, wat een ‘clash’ tussen de grote mogendheden veroorzaakte. -
autoritaire leiders de uitzondering tijdens Interbellum?
Jaren ’30: dictators en autoritaire leiders waren niet de uitzondering, maar de regel. Bekende dictaturen: Italië van Mussolini, Duitsland van Adolf Hitler. Maar ook veel minder bekende dictators, o.a. in Polen, Hongarije, Portugal, Spanje, Roemenië, Griekenland etc. Onthouden: autoritaire leiders waren een veelvoorkomend fenomeen, en we moeten ze niet allemaal in het kamp van Hitler plaatsen. Er waren verschillende typen autoritaire leiders en verschillende soorten fascistische systemen. -
Sociaaleconomische ‘chaos’, landbouwcrisis 1921, protectionisme.
Belangrijk fenomeen interbellum: (kleine) boeren kunnen het hoofd nauwelijks boven water houden omdat de landbouwprijzen enorm laag waren. Vooral in deze landbouwgemeenschappen was de aanhang van de fascistische systemen erg groot. -
Angst ‘klassenstrijd’ na Russische Revolutie.
West-Europa was zich ervan bewust dat de Russische Revolutie niet voor niets tot stand gekomen was (voedingsbodem). Men wilde het kapitalisme zo beteugelen, dat er geen aanleiding meer zou zijn voor arbeiders om in opstand te komen. De angst voor het communisme was groter dan het nationaalsocialisme in Duitsland of het fascisme in Italië. -
pogingen gedaan om een nieuwe orde te creëren na de Eerste Wereldoorlog.
De Volkenbond is daar een goed voorbeeld van. Deze wilde een soort supranationale autoriteit creëren die recht zo kunnen spreken wanneer staten een conflict hadden. Uitgangspunten: nationale zelfbeschikking en democratie -
Jonge democratieën onder druk in Europa (kleine crisis)
democratie als ‘praatcollege’, kunstmatige tegenstelling partijen, oorzaak gebrek aan (nationale) eenheid. Politieke partijen moeten in een democratie kunstmatige tegenstellingen creëren, omdat ze nu eenmaal afhankelijk zijn van de kiezers. Parlementaire democratie is geen goede manier om een land te leiden, want het zorgt voor kunstmatige verdeeldheid, omdat politici voortdurend tegenstellingen moeten creëren om de stemmen van kiezers te winnen -
Jonge democratieën onder druk in Europa (grote crisis)
democratie nieuw fenomeen, weinig vertrouwen in de politieke antenne van de burger. Men had weinig vertrouwen in het onderscheidingsvermogen van de burger/het vermogen van de burger om keuzes te maken. -
Parafascisme (Roger Griffin)
Naast de 'klassieke' fascistische systemen ook parafascisme. Wat deze systemen van deze autoritaire leiders met elkaar gemeen hadden, was corporatisme.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden