Psychoanalyse - Hechtingstheorie van Bowlby - De objectrelatietheorie

39 belangrijke vragen over Psychoanalyse - Hechtingstheorie van Bowlby - De objectrelatietheorie

Welke mensbeeld past bij de objectrelatietheorie?

personalistische (interpreterende)

Wat is het verschil tussen het subject en het object binnen de objectrelatietheorie?

Subject: de persoon die iets beleefd
Object: de andere personen bij wie je iets beleefd

Emotionele objectconstantie / zelfconstantie

je leert vasthouden aan wie je zelf bent, en het is niet meer afhankelijk van wat je in de relatie op dat moment terugkrijgt.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat zijn in het kort de kenmerken van objectrelatietheorie?





  • Minder nadruk op de rol van fantasie
  • Driften zijn niet perse aangeboren en kunnen later in het leven ontstaan. Driften zijn gericht op objecten
  • Kinderen beseffen veel eerder dan tijdens de oedipale fase hun seksuele identiteit

Wat zijn de verschillen tussen de objectrelatietheorie en de psychoanalyse?

  • Er wordt minder de nadruk gelegd op fantasie.
    • er wordt afstand genomen van het driftmodel
    • meer aandacht voorbuiten de mens
    • driften ontstaan later en zijn niet aangeboren
    • meer aandacht aan de periode voor het oedipusconflict

Op welke 3 punten verschilt de objectrelatietheorie van de klassieke psychoanalytische theorie?

  1. minder nadruk op fantasie (meer oog voor buiten)
  2. afstand genomen van biologisch driftmodel. Driften ontstaan later en zijn dus niet aangeboren
  3. psychosociale ontwikkeling van kinderen. Meer aandacht voor periode voorafgaand aan oedipusconflict. en kinderen beseffen seksuele identiteit eerder dan Freud veronderstelt

Welke fases zijn er in de objectrelatietheorie?

1. Symbiotische fase (t/m 5 maanden) = kind denkt dat moeder bij hem hoort (intense betrokkenheid)
2. Separatie-individuatieproces = kind maakt zich los van moeder, maakt contact met vader of evt. Broers en zussen.

Wat is bij de objectrelatietheorie de redenatie over de psychische ontwikkeling?


In begin is er sprake van een symbiotische relatie tussen moeder en kind.
na de 5e maand gaat het kind subjectieve relaties aan met andere personen
tijdens deze periode staat ook het separatie-individualisatieproces centraal. Losmaken va de ander en een eigen identiteit verkrijgen
ze gaan zich verinnerlijken met zaken die rondom hem gebeuren. Het zelfbeeld wordt gevormd. Transitionele objecten zoals knuffels vervangen de moeder.

Hoe denkt de objectrelatietheorie over driften?

Driften ontstaan pas later en zijn niet aangeboren. Ze zijn gericht op objecten en worden in deze visie minder gestuurd door de wens om lusten te bevredigen.

Wat zijn de uitgangspunten van de objectrelatietheorie?

  1. symbiotische relatie tussen moeder en kind (tot 5de maand) , dan gaat kind (subject) relaties aan met andere personen (object). seperatie-individualisatieproces staat centraal
  2. objectrelaties worden door het kind verinnerlijkt. Transitionele objecten worden gebruikt als hulpmiddel bij separatie (rond 3 jaar afgerond)
  3. emotionele object constantie (p 78), constante zelfbeleving (zoals zelfbeeld) ontstaan

Wat zijn drie consequenties van de objectrelatietheorie?

- Binnen de klassieke theorie wordt de bron van angst vooral bij het oedipuscomplex geplaatst. De objectrelatietheorie laat zien dat angst al eerder in de ontwikkeling van een kind kan optreden. Zo is binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie separatieangststoornis een bekende diagnose.
- Wordt binnen de klassieke theorie een onbewust conflict opgevat als een strijd tussen een impuls (een wens) en een verbod, binnen de objectrelatietheorie is het een strijd tussen twee tegengestelde beelden van objectrelaties.

Wat gebeurd er in de separatie-individuatieproces fase?

Kind houd beelden en herinneringen vast van belangrijke objecten. Bijv. Kind krijgt eten van moeder; positief beeld van zichzelf (geen honger); positief beeld van moeder (zij gaf eten) en een positief beeld van emotionele ervaring (er is plezier).

Vanaf het 3e jaar ontstaat emotionele objectconstantie. Wat houdt dit in?

Cognitief en gevoelsmatig is het kind nu in staat om een innerlijk beeld van de moeder vast te houden , niet alleen van de accepterende en stimulerende moeder, maar ook van de afkeurende. Deze integratie van goede en slechte eigenschappen, in weze het ongedaan maken van de splitsing tussen helemaal goed en helemaal slecht, verzacht haatgevoelens en nuanceert gevoelens van liefde

Hoe kijkt objectrelatietheorie tegen het driftmodel aan?

Objectrelatietheorie stapt hiervan af. Volgens hun is het niet aangeboren,maar aangeleerd. Ook zeggen ze dat het pas later ontstaat.

Hoe verschilt de objectrelatietheorie van de klassieke psychoanalyse met betrekking tot de psychosociale ontwikkeling?

De objectrelatietheorie besteedt meer aandacht aan de periode voorafgaand aan het oepidus conflict. Ook wordt, op grond van observatie, geconcludeerd dat kinderen veel eerder hun seksuele identiteit beseffen dan Freud veronderstelt.

Noem 3 verschillen tussen de objectrelatietheorie en de klassieke theorie:

  1. Er wordt minder nadruk gelegd op de fantasie
  2. Er wordt afstand genomen van het biologische driftmodel
  3. Er wordt anders aangekeken tegen de psychosociale ontwikkeling van kinderen

Toelichting:
  1. observaties moeder-kindrelaties (wat gebeurt er echt?)
  2. wel driften, niet aangeboren, gericht op objecten
  3. kinderen hebben veel eerder besef van hun seksuele identiteit dan Freud veronderstelt

Wat zijn transitionele objecten?

Objecten die fungeren als vervanging voor de moeder zoals een knuffel of deken.

Wat is er aan de hand volgens de objectrelatietheorie als een kind van 6 jaar of ouder separatieangst heeft?

Dan is de veronderstelling dat het individualisatie-separatieproces onvoldoende heeft plaatsgevonden

Wat zegt het objectrelatietheorie over de seksualiteitstheorie van Freud?

Ze hebben, door observaties, ontdekt dat de seksuele identiteit al veel eerder beseffen dan Freud veronderstelt. 

In welke twee fasen valt de kinderlijke ontwikkeling te verdelen volgens de objectrelatietheorie?

Symbiotische relatie
Er is een intense betrokkenheid en het kind ervaart zich nog niet als zelfstandig individu. Deze fase duurt ongeveer tot de vijfde levensmaand. Hierna gaat het kind (subject) relaties aan met andere personen (objecten).

Separatie-individuataieproces
Deze fase wordt rond het derde levensjaar afgesloten. Separatie slaat op losmaking en individuatie slaat op het verkrijgen van een eigen identiteit, een eigen 'ik'. In deze fase worden objectrelaties die het kind aangaat verinnderlijkt.

Wat is emotionele objectconstantie?

Er is een beeld van een object op verschillende manieren. Bijv. Mama kan heel lief maar ook heel boos zijn.

Benoem hét uitgangspunt in de 2e fase (=separatie-individuatieproces) van de objectrelatietheorie:

De objectrelaties die het kind aangaat worden verinnerlijkt.

Wat zijn de de uitgangspunten van de objectrelatietheorie?

  • In het begin van de kinderlijke ontwikkeling is er sprake van een symbiotische relatie tussen moeder en kind. er is een intense betrokkenheid en het kind ervaart zich nog niet als een zelfstandige individu ( fase duurt tot de vijfde levensmaand)


  • Na deze vijfde levensmaand gaat het kind (subject) relaties aan met andere personen (object)  ( Ouders, broertjes, zusjes, grootouders)


  • In de fase na de vijfde levensmaand staat het separatie-individuatieproces centraal, dat rond het derde levensjaar afgesloten zal worden. het begrip seperatie slaat op losmaking en het begrip individuatie slaat op het verkrijgen van een eigen identiteit

Wat zijn de consequenties van de objectrelatietheorie?

1. Separatieangststoornis = Het kind (ouder dan 6) is heel bang om van zijn moeder gescheiden te worden. Het individuatie -separatieproces heeft dan onvoldoende plaatsgevonden.

2. Er kunnen onbewuste conflicten ontstaan tussen 2 tegenstrijdige beelden van een object.

3. Een verinnerlijkt beeld is niet altijd waarheidsgetrouw: Het is de beleving van een kind.

Bij een normale ontwikkeling ontstaat vanaf het derde jaar een emotionele objectconstantie. Wat betekent dit?

Het is niet hetzelfde als in de theorie van Piaget, maar het staat voor:

'cognitief en gevoelsmatig is het kind nu in staat om een innerlijk beeld van de moeder vast te houden, niet alleen van de accepterende en stimulerende moeder, maar ook van de afkeurende'

Waar legt de objectrelatietheorie de nadruk op?

De nadruk ligt vooral op het verinnerlijken van objecten. De cognitie van kinderen speelt een grotere rol dan bij de klassieke theorie van Freud.

Welke drie consequenties heeft de objectrelatietheorie?

- Angst kan veel eerder ontstaan dan de Oedipus fase, seperatieangst kan ontstaan door verstoorde individuatie/seperatieproces
- het verinnerlijkt beeld is niet per se waarheidsgetrouw, het kind beleefd het zo

Wat wordt bedoeld met transitionele objecten in de separatiefase?

Volgens de objectrelatietheorie fungeert een transitioneel object (bijv. een knuffel) tijdelijk als vervanging van de ouder. Als de externe personen volledig verinnerljkt zijn, dan zal de functie van de transitionele objecten afnemen.

Waarom is verinnerlijken zo belangrijk bij objectrelatietheorie?

Het is nodig voor het kind om zich los te kunnen maken uit de symbiose en een zelfstandig functionerend individu te worden. Wanneer het verinnerlijken niet goed verloopt dan blijft het absolute onderscheid tussen het goede en het kwade bestaan.  Met deze theorie is te verklaren waarom sommige persoonlijkheidsstoornissen bij volwassenen die andere mensen alleen maar kunnen ervaren als helemaal goed of helemaal slecht. 

Wat wordt bedoeld met transitionele objecten?

Dit is een term uit de objectrelatietheorie. Dit houdt in er vervangende objecten gezocht worden om daarmee tijdelijk de afwezigheid van de ouder te overbruggen. Het is een tussenstap naar zelfstandigheid. Wanneer de personen volledig verinnerljkt zijn, dan zal de functie van de transitionele objecten afnemen. 

Welke leeftijdsfase hoort bij 'symbolische relatie tussen moeder en kind'?


tot +/- 5 maanden

Wat ontstaat er tegelijkertijd met het ontstaan van de emotionele objectconstantie?

De zelfconstantie (de constante zelfbeleving).

Welke leeftijdsfase hoort bij 'relaties aangaan'?


+/- 5 maanden tot 3 jaar

Welke leeftijdsfase hoort bij 'seperatie-indivuatieproces'?


+/- 5 maanden tot 3 jaar

Welke leeftijdsfase hoort bij 'objectrelaties verinnerlijkt'?

+/- 5 maanden tot 3 jaar

Noem twee processen tijdens het separatie-indivuatieproces uit de objectrelatietheorie

  • objectconstantie
  • zelfconstantie

Welke leeftijdsfase is nodig om 'zich los te maken uit symbiose en zelfstandig te worden'?

+/- 5 maanden tot 3 jaar

Welke leeftijdsfase hoort bij 'emotionele objectconstantie'?


Vanaf 3 jaar

Welke leeftijdsfase hoort bij 'constante zelfbeleving (zelfbeeld)'?


Vanaf 3 jaar

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo