Gognitieve psychologie
10 belangrijke vragen over Gognitieve psychologie
Hoe ziet de cognitieve psychologie het mensbeeld?
- Mensen zijn informatieverwerkers
- Studie van kennisprocessen, motivatie, emotie, kennisopslag, waarneming, enz.
- Mensen verschillen erg van dieren (taal/geen taal, verschillende leerproccessen).
- Volwassenen verschillen erg van kinderen (logica, problemen oplossen, taalgebruik)
Je kan de cognitieve psychologie in twee visies indelen.
Welke zijn dit en wat houden ze in?
Mechanistische visie:
- Studie van cognitieve processen (hoe werkt het geheugen)
- Mens wordt vergeleken met computer (Informatie sla je op)
- Objectieve kennisverwerving.
Organistische/personalistische visie:
- Studie van inhoud cognitie (waarom herinner je A wel en B niet)
- Interactie tussen organismen en omgeving (wederzijdse beïnvloeding)
- Kennisprocessen moeten worden onderzocht d.m.v. Introspectie
- Mensen gaan actief met eigen gedachten om
Waarnemingen bestaan uit drie fasen, de hypethesefase, de informatiefase en de confirmatiefase.
Wat houden deze fases in?
1. Hypothesefase (psyche): verwachtingen van een persoon. De gevoelens komen vanuit het cognitieve schema.
2. Informatiefase (omgeving): binnenkomende informatie wordt geselecteerd.
3. Confirmatiefase (omgeving): Toetsing van de informatie. Klopte de informatie met de hypothese?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
We hebben drie soorten geheugen. Welke zijn dat en wat houden ze in?
1. Sensorisch geheugen: het onmiddelijk onthouden van een beeld of geluidje. Dit duurt maximaal 6 seconden voor een beeld en 11 seconden voor een geluid.
2. Kortetermijngeheugen: Hierin zit de informatie die je voor maximaal 2 minuten kan vasthouden. Bijvoorbeeld een telefoonnummer onthouden.
3. Langetermijngeheugen: onbeperkte capaciteit. Hier wordt alle relevante informatie in opgeslagen. Informatie kan er ook weer uitgehaald worden.
Er zijn twee verschillende soorten geheugen. Wat is semantisch en episodisch geheugen?
Semantisch geheugen: algemene kennis/feitjes. Tijdstip waarop je dit hebt geleerd maakt vrijwel niks uit.
Episodisch geheugen: Autobiografische kennis. Herinneringen van vroeger. Wel erg tijdsgebonden. Afhankelijk van de interne of externe context.
Wat is input en output bij het geheugen?
Input: gedrag die je waarneemt.
Output: het gedrag.
Bij het ontwikkelen van cognitieve schema's komt assimilatie en accommodatie kijken.
Wat houden deze begrippen in?
Assimilatie: nieuwe informatie wordt in een bestaand cognitief schema geplaatst. (als je een baby een luciferdoosje geeft, dan plaatst hij dit in het schema rammelaar)
Accommodatie: nieuwe informatie zorgt ervoor dat er een nieuw cognitief schema wordt gemaakt. (De baby zal het stukje luciferdoosje kunnen scheiden van het schema rammelaar)
Wat is cognitieve stijl en attributiestijlen?
Cognitieve stijl: cognitieve overeenkomsten in mensen (introvert,extrovert)
Attributiestijlen: waar schrijf jij je gedrag aan toe? Intern of extern, stabiel of variabel, algemeen of specifiek
Wat is de rationele emotieve therapie (RET) van Albert Ellis?
Wat zijn cognitieve protheses?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden