Samenvatting: Histologie En Genetica
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Histologie en genetica
-
1 Histologie
-
1.1 Introductie
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe zijn cellen georganiseerd tot weefsels, organen en systemen?
Een weefsel is een verzameling van cellen met eenzelfde functie.
Verschillende weefsels met elk een andere functie vormen een orgaan.
Verschillende organen samen noemen we een orgaanstelsel.
Verschillende orgaanstelsels vormen een organisme. -
1.3 Technieken in de histologie
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de voor- en nadelen van paraffine inbedding?
Voordelen:
- Er worden geen ijskristallen gevormd
- Goedkoop en simpel
- Weefselstructuur wordt goed bewaard
Nadelen:
- Duurt lang
- Kan bepaalde onderdelen, zoals enzymen vernietigen
- Vetten gaan verloren door het inbedden in alcohol
- Weefsel kan krimpen -
Waarom worden weefsels gefixeerd?
Het fixeren is om vervalprocessen (= autolyse) te stoppen en het weefsel zo goed mogelijk intact te houden. Men moet het weefsel dun snijden, zodat de structuren beter bestudeerd kunnen worden onder de lichtmicroscoop. -
Hoe werkt het principe van immuno(histo)chemie?
Specifieke eiwitten in de cel worden aangetoond door het gebruik van antilichamen tegen dit eiwit. Dit detectiesysteem is gebaseerd op een enzymatische kleurreactie.
Primaire antilichamen binden aan het gedetecteerde antigeen, terwijl secundaire antilichamen binden aan primaire antilichamen. Primaire antilichamen zijn immunoglobulinen die binden aan een specifiek antigeen. Secundaire antilichamen binden zich aan primaire antilichamen, die direct zijn gebonden aan het / de doelantigeen (en). Op de secundaire antilichamen wordt een fluorescerende stof of een enzym gebonden, zodat het specifiek molecule gedetecteerd kan worden. -
2 Bloed
-
2.1 Introductie
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Hoeveel procent eiwitten zitten er in bloed?
7% -
2.4 Rode bloedcellen
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.4
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe zijn rode bloedcellen opgebouwd?
Ze hebben eenbiconcave vorm voormaximale oppervlakte ommaximale zuurtstofuitwisseling te hebben en een rode kleur die te wijten is aanhemoglobine . De kleur van de rodebloedcel islichter in hetcentrum endonkerder aan de omtrek. Ze zijn6,5 – 8,5 µm groot en ze hebben geencelorganellen (dus geen kern). Deze gaan verloren tijdens dedifferentiatie . Ze hebben eencelmembraan dat hetelektronendens cytoplasma methemoglobine omvat. Hetcelmembraan wordtgebogen door een actine/spectrine houdend cytoskelet . Rodebloedcellen zijn zeervervormbaar , waardoor ze door smallebloedvaten kunnen van 3-4µm . -
Rode bloedcellen zijn metabool actief ondanks de afwezigheid van celorganellen. Hoe gebeurt de energievoorziening?
Ondanks het gebrek aan celorganellen halen rode bloedcellen hun energie uit anaerobe metabolisme van glucose en ATP-synthese door de hexosemonofosfaat shunt. Ze zullen zelf geen zuurstof gebruiken, zodat er een maximaal aan zuurstof naar de weefsels kan gaan. -
Waaraan is erfelijke sferocytose te wijten? Hoe uit zich dit in de vorm van de rode bloedcellen?
Sferocytose is te wijten aan een abnormale structuur van het cytoskelet van de rode bloedcellen. Normaal wordt de binnenkant van het celmembraan verstevigd door het cytoskelet dankzij interacties tussen ankyrin en spectrin, maar bij sferocytose is er een defect in de spectrin (meestal) of ankyrin binding. Hierdoor kan de rode bloedcel gaan vervormen. Ze worden dan eerder rond en convex. Ze worden heel fragiel en kunnen osmotische druk niet meer verdragen. Dat zorgt voor hemolyse van de bloedcel. -
Wat zijn courante oorzaken van anemie?
Een tekort aan hemoglobine of aan rode bloedcellen kan veroorzaakt worden door verminderde vorming of excessieve vernietiging van de rode bloedcellen. De meest voorkomende oorzaak is een ijzerdeficiëntie (= hypochrome microcytaire anemie) die noodzakelijk is voor de vorming van hemoglobine. Excessieve vernietiging van de rode bloedcellen (= hemolytische anemie) kan veroorzaakt worden, omdat de rode bloedcellen een abnormale structuur hebben en ze daardoor gemakkelijker beschadigd geraken tijdens de circulatie. -
2.5 Witte bloedcellen
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.5
Laat hier meer flashcards zien -
Welke types van witte bloedcellen zijn er en wat is hun relatief aandeel in de circulatie?
- Neutrofielen: 40-75%
- Eosinofielen: 5%
- Basofielen: 0,5%
- Lymfocyten: 20-50%
- Monocyten: 1-5%
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Histologie En Genetica
-
Bloed - Bloedplaatjes
-
De cel - DNA-replicatie - Transcriptie
-
Mutaties - Gevolgen van mutaties
-
Mutaties - Detectie en meting van genetische variatie
-
Mutaties - Genetische variatie in populaties - Hardy-Weinberg
-
Autosomale dominante en recessieve overerving
-
Spierweefsel - Hartspieren
-
Spierweefsel - Gladde spieren - Bouw
-
Geslachtsgebonden en niet-traditionele overerving
-
Klinische cytogenetica - Cytogenetische technologie en nomenclatuur
-
Klinische cytogenetica - Afwijkingen in het chromosomenaantal
-
Klinische cytogenetica - Afwijkingen in de chromosoomstructuur
-
Embryologie - Vierde tot achtste week
-
Steuncellen - Introductie
-
Steuncellen - Extracellulaire matrix - Collageen
-
Steuncellen - Extracellulaire matrix - Fibronectine
-
Steuncellen - Basaal membraan en externe lamina
-
Steuncellen - Chondroblasten en chondrocyten
-
Steuncellen - Adipocyten
-
Beenweefsel - Bothervorming
-
Beenweefsel - Gewrichten
-
Epitheelcellen - Introductie
-
Epitheelcellen - Juncties - Verankerings
-
Epitheelcellen - Juncties - Basaal membraan
-
Epitheelcellen - Oppervlakte specialiteiten - Basolaterale plooien
-
Epitheelcellen - Secretoire aanpassingen - Epitheliale secretie
-
Huid en borst - Epidermis
-
Zenuwweefsel - Zenuwcellen (neuronen) - Neuronentransport
-
Multifactoriële erfelijkheid - Nature vs nurture
-
Kankergenetica - Belangrijkste klassen van kankergenen - Oncogenen
-
Kankergenetica - Identificatie van erfelijke kanker
-
Identificatie van ziekte-veroorzakende genen
-
Genetische testen en gentherapie - Prenatale diagnose van genetische afwijkingen en congenitale defecten
-
Genetische testen en gentherapie - Gentherapie
-
Gentherapie en precisiegeneeskunde - De impact van genomica