Steuncellen - Extracellulaire matrix - Collageen

3 belangrijke vragen over Steuncellen - Extracellulaire matrix - Collageen

Welke types komen er voornamelijk voor in fibrillair collageen?

Collageentypen I, II en III zijn gerangschikt als touwachtige fibrillen en zijn de belangrijkste vormen van fibrillair collageen.

Wat is het verschil tussen collageenvezels en reticulaire vezels?

Collageenvezels (type I collageen) zijn bestand tegen trekspanningen in weefsels; dus variëren hun oriëntatie en verknoping afhankelijk van de lokale omgeving. In histologische preparaten verschijnen collageenvezels als roze kleurend materiaal en spelen ze een dominante rol bij het verschaffen van treksterkte aan weefsels.
Reticulaire vezels (ook wel ‘reticuline’ genoemd) zijn dunne fibrillen (ongeveer 20 nm in diameter) van type III collageen. Ze vormen een los gaas in veel steunweefsels en zijn vooral duidelijk zichtbaar in een zone onder de basale membranen, waar ze vermoedelijk een ondersteunende functie hebben als onderdeel van de fibroreticulaire lamina.

Waar bevinden zich reticulaire vezels?


Reticulaire vezels kunnen worden beschouwd als een fijne structuur die gespecialiseerde extracellulaire matrixcomponenten ondersteunt. In de lymfeklieren, de milt en het beenmerg vormen reticulaire vezels de belangrijkste extracellulaire matrixvezels die de hemopoëtische en lymfoïde weefsels ondersteunen. In parenchymale organen, zoals de lever en de nier, vormen reticulaire vezels een netwerk dat gespecialiseerde epitheelcellen ondersteunt.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo