Samenvatting: Hoofdstuk 1 - Bevolking, Economie En Sociale Verhoudingen.

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 33 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Hoofdstuk 1 - Bevolking, economie en sociale verhoudingen.

  • 1 Hoofdstuk 1 - Bevolking, economie en sociale verhoudingen.

    Dit is een preview. Er zijn 23 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Hoe voltrok zich de ontwikkeling van het Oosterlijk deel van Europa ten opzichte van het Westen?

    Er ontstonden verschillende samenlevingstypen. In het westen groeide de intercontinentale export van nijverheidsproducten. Er vond verstedelijking plaats en de boeren werden grondbezitters of landloze arbeiders. In het oosten daarentegen was geen sprake van een voortgaande bevolkingsgroei of verstedelijking. Een groot deel van bevolking werd onderworpen aan een feodale maatschappijstructuur. Men spreekt ook wel van de 'tweede feodaliteit'.
  • Noem enkele redenen waarom er geen nauwkeurige cijfers bestaan over de bevolkingsaantallen?

    Er werden in grote delen van Europa geen volkstellingen uitgevoerd. Daarnaast was er in het Oosten van Europa een grote pluriformiteit aan religies. Enige houvast waren de belastingadministraties en de kerkelijke registers, maar op basis hiervan kon men slechts schattingen uitvoeren. 
  • Welke epidemie teisterde in de 14e eeuw grote delen van Europa?

    De pest of de Zwarte Dood.
  • Noem de belangrijkste ontwikkelingen van de Europese bevolking tussen de 15e en de 18e eeuw?

    Tot eind 18e eeuw leefde het gros van de bevolking op het platteland of in dorpen. De bevolkingsconcentraties vertoonden binnen Europa grote variatie. In Centraal- en Oost-Europa trof men voornamelijke kleine dorpen aan met verhoudingsgewijs grote huishoudens. In West- en Zuid-Europa daarentegen waren de dorpen over het algemeen groter en de huishoudens kleiner. In West- en Zuid-Europa kwamen meer grote plaatsen (na 1600) voor dan in Oost- en Noord-Europa. In Centraal-Europa waren er grote steden die een overgangszone vormde. 
  • De verstedelijking en de omvang van de steden nam in bepaalde regionen toe. Noem de belangrijkste oorzaken?

    De steden ontstonden vaak langs rivieren of gelegen dichtbij zee. De steden waren vaak hoofdsteden of administratieve centra. Het succes van het staatsvormingsproces zorgde ervoor dat de belastingen werden besteed aan een verbeterde infrastructuur. De groei was een combinatie van een handelsconjectuur en een demografische groei, eventueel aangevuld met een omvangrijke nijverheidssector.
  • De graanprijzen fluctueerden regelmatig. Noem enkele korte en lange termijn oorzaken?

    Het merendeel van de bevolking was werkzaam of afhankelijk van de agrarische sector. De graanprijzen waren op korte termijn afhankelijk van de vruchtbaarheid, het klimaat, streek en omstandigheden. Op lange termijn schommelden de prijzen door een wijzigende omvang van de niet-agrarische bevolking, de ingebruikname van nieuwe gronden en de veranderingen in de productiewijzen. Deze wisselwerking in structurele factoren noemt men de 'seculaire trend'.
  • Wat was de belangrijkste indicator van de productiviteit in de agrarische sector en hoe verhield zich dit binnen Europa?

    Een indicatie van de productiviteit was de verhouding tussen de oogstopbrengst en het daarvoor gebruikte zaaigoed. Een Nederlandse historicus onderscheidde in Europa 4 zones met een eigen opbrengstfactor. De opbrengstfactoren verschilden het sterkst tussen West- en Oost-Europa, ruim het dubbele.
  • Hoe uitte zich de agrarische expansie?

    In Oost- en Centraal-Europa namen kapitaalkrachtige landheren verlaten landerijen in (her)gebruik. Er ontstonden grote boerenbedrijven waarbij kleine boeren werden verdreven of onder de landheer (Guttherrschaft) bleven werken. In Engeland werden gemeenschappelijke gronden opgedeeld in particuliere landerijen (enclosures). Ook hier delfden de kleine boeren het onderspit. In andere gebieden werd nieuw land in gebruik genomen door inpoldering, drainage van moerassen of irrigatie van droge percelen.
  • Wat waren de belangrijkste oorzaken van de daling van de graanprijzen in de 17e eeuw?

    Een vermindering van de vraag door een vertraagde bevolkingsgroei als gevolg  van oorlog. Overproductie van graan. Daarnaast deden nieuwe voedingsmiddelen hun intrede: mais, rijst, boekweit en met name de aardappel. 
  • Noem een opmerkelijk geografisch verschil ten aanzien van de 'tweede feodaliteit' in Europa?

    In het Westen kwam de feodaliteit praktisch tot een einde, terwijl in Centraal- en Oost-Europa een groot deel van de bevolking onder invloed van een landheer (lijfeigenschap) geraakt.
LET OP!!! Er zijn slechts 33 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart