Psychologische theorieën
8 belangrijke vragen over Psychologische theorieën
Stoornissen & persoonlijkheid: - Antisocial Personality
- ASPD/APS: een psychiatrische diagnose, gedefinieerd als een antisociale persoonlijkheidsstoornis waarin sprake is van roekeloosheid/egocentrisme, gemeenheid/gebrek aan empathie, en disinhibitie/impulsief en sensatiezoekend gedrag.
Sensation seeking (Zuckerman)
- Deze eigenschap wordt omschreven als ‘het zoeken van nieuwe, gevarieerde, complexe en intense sensaties en ervaringen en de bereidheid om daarvoor risico te nemen’.
Pen- Model Eysenck
zegt er is een wisselwerking tussen omgeving en persoon
3 dimensies van persoonlijkheid relevant voor crimineel gedragPEN-model (Eysenck):
- Psychoticisme
- Extraversie
- Neuroticisme.
--> overreactie op stress, angstig en humeurig, labiele emotionaliteit, aangeboren biologische aanleg
Deze eigenschappen maken dat iemand een verhoogde kans heeft om crimineel gedrag te vertonen.
a) P: egocentrisch, koel, agressief, ongevoelig, wreed, impulsief, gebrek aan empathie, antisociaal.
b) E: behoefte aan opwinding/sensatie, uitbundig, assertief, dominant.
c) N: labiele emotionaliteit, humeurig, angstig, gespannen
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Big Five (Digman)
- Openness/openheid voor ervaringen: artistiek, nieuwsgierig, fantasierijk, origineel, geïnteresseerd.
- Conscientiousness/zorgvuldigheid: efficiënt, georganiseerd, planmatig, betrouwbaar, verantwoordelijk, doortastend.
- Extraversion/extraversie: actief, agressief, energiek, enthousiast, praatgraag.
- Agreeableness/vriendelijkheid: aanhankelijk, vergevingsgezind, genereus, aardig, sympathiek, vertrouwensvol.
- Neuroticism/neuroticisme: angstig, zelfmedelijden, gespannen, lichtgeraakt, instabiel, verontrust.
Zelfcontrole (Gottfredson & Hirschi):
- beheersen eigen emoties, gedragingen en verlangens (met het oog op toekomstige beloning);
- impulscontrole. Moet voor leeftijd van 8 jaar worden aangeleerd gebrek aan zelfbeheersing berust op inadequate opvoeding.
- Bepaalde aanleg waaraan in de opvoeding te weinig tegenwicht is gegeven
Sociaal leren: - Observationeel leren (Bandura)
- Observationeel leren (Bandura): leren door observatie (van (rol)modellen) en imitatie (bv. van ouders, leraren, vrienden, media).
- Gedrag aanleren zonder directe reinforcement (i.t.t. operante conditionering).
Sociaal leren Differentiële associatietheorie (Sutherland)
- Differentiële-associatietheorie (Sutherland): gericht op het verklaren van crimineel gedrag. Gedrag wordt aangeleerd in intieme groepen, waarbij de duur, frequentie, intensiteit en belangrijkheid van associatie/omgang met personen een rol speelt.
- Het soort personen waarmee iemand zich associeert maakt uit of iemand crimineel gaat gedragen. Sutherland focust hierbij hoofdzakelijk op het internaliseren (‘eigen maken’) van criminaliteit, waarbij prowettelijke attitudes op een gegeven moment overtrokken worden door antiwettelijke.
Sociaal leren- Neutralisatietechnieken (Matza)
a) Ontkennen van verantwoordelijkheid: sociale achtergrond als excuus gebruiken; “wij moesten dit uitvoeren”.
b) Ontkennen van schade: stelen als ‘lenen’ aanduiden; “drugsgebruik schaadt alleen de gebruiker”.
c) Ontkennen van slachtoffer: “de persoon die schade wordt toegebracht is ook crimineel”.
d) Veroordelen van veroordelaars: labeling proces omkeren
“autoriteiten zijn net zo goed corrupt”/”zij zijn ons aan het pesten”
e) Beroepen op hogere autoriteit: in dienst van het beschermen van bv. gang, buurt of geloofsovertuiging.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden