Overdracht - Levering van onroerende zaken - Bescherming van latere verkrijgers
3 belangrijke vragen over Overdracht - Levering van onroerende zaken - Bescherming van latere verkrijgers
Wanneer is art. 3:88 BW van toepassing?
A verkoopt en levert aan B- B verkoopt en levert aan C.
Art. 3:88 BW biedt bescherming tegen de gevallen waarin de overdracht tussen A en B ongeldig was (vroegere overdracht).
Uitzondering: er wordt geen bescherming geboden voor de gevallen (in dit artikel) waarin er sprake is van gebrekkige overdracht tussen B en C of als uit de onbevoegdheid van A de onbevoegdheid van B leidde.
Art. 3:88 BW biedt bescherming tegen de gevallen waarin de overdracht tussen A en B ongeldig was (vroegere overdracht).
Uitzondering: er wordt geen bescherming geboden voor de gevallen (in dit artikel) waarin er sprake is van gebrekkige overdracht tussen B en C of als uit de onbevoegdheid van A de onbevoegdheid van B leidde.
Op welke 2 manieren kunnen latere verkrijgers van register goederen beschermd worden tegen een ongeldige eerdere overdracht?
- Art 3;88 als de derde partij het registergoed ter goeder trouw verkrijgt wordt deze beschermd tegen de onbevoegdheid van de vervreemder
- Gaat om de ongeldigheid van de overdracht die vooraf ging niet om de huidige
- Slechts bescherming voor onbevoegdheid huidige vervreemder niet als de eerdere vervreemder onbevoegd was.
- art 3;24-26 Bescherming voor latere verkrijgers te goeder trouw tegen onvolledigheid en onjuistheid van inschrijving
- Beschermd wordt hij als hij de onjuistheid niet kende en haar ook niet had gekend als hij de registers zou hebben geraadpleegd
A verkoopt en levert een huis aan B. B verkoopt en levert een huis aan C. A verkeerde in de veronderstelling dat hij eigenaar van het huis was geworden krachtens een testament. Die mening blijkt onjuist. Het testament is nietig. Wordt C beschermd door art. 3:88 BW?
Sprake van een titelgebrek bij fase I, koopovereenkomst van het huis. B is dus geen eigenaar geworden. Er zijn een aantal vereisten aan art. 3:88 BW de verkrijger moet ter goeder trouw zijn en de onbevoegdheid moet voortvloeien uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht, die niet het gevolg was van onbevoegdheid van de toenmalige vervreemding. Dit is hier wel het geval, de overeenkomst tussen A en B was niet geldig, omdat A onbevoegd was. Dus C geniet hier geen bescherming.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
