Samenvatting: Hoorcolleges 1B2

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Hoorcolleges 1B2

• 1 Ventilatie, Pathofysiologie en meting

• 1.1.1 Longfunctiemetingen gericht op functioneren ventilatie

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Noem de twee functies van de longen

  Gaswisseling (zuurstof aangevoerd en CO2 afgevoerd) en ventilatie (verversing van alveolaire lucht) speelt hier een belangrijke rol bij

• Wat zijn de contra indicaties van een spirometrie

  Recent een myocardinfarct, onbehandelde longembolie, AP of een herseninfarct, een aorta aneurysma, ijzeren canule, leklucht (sternum of ribfractuur of postoperatief)

• Wat is de definitie van spirometrie

  Longfunctieonderzoek waarbij volumeverandering (y) over de tijd (x) waarneemt. Zo krijg je dan een spirogram (inademing dan gaat de lijn omhoog en uitademing omlaag)

• 1.1.2 Spirometrie, Flowvolume en heliumverdunning

  Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat gebeurt er bij de heliumverdunningsmethode (of stikstof)

  spirometer wordt gevuld met helium, een inert gas wat niet oplost in bloedplasma en niet bindt aan hemoglobine, het kost 4-9 min (>9 dan gestopot) om het in tewassen (concentratie is stabiel) --> FRC gemeten

• Wat staat er op de x en y-as bij een flowvolume

  De stroomsterkte op de Y as en de volume op de x-as, didt wordt gemeten met een pneumotachograaf en geeft een indruk van de luchtwegweerstand

• 1.1.3 Statische en dynamische longvolumes

  Dit is een preview. Er zijn 12 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.3
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat verstaan wij onder dynamische longvolumes

  FVC, FEV1, FIV1

• 1.1.4 Waarom de flow-volume curve de voorkeur heeft boven een spirogram

• Waarom flow-volume curve de voorkeur heeft boven een spirogram

  Stroomsterkte is een betere maat voor het opsporen van luchtwegweerstand. Ook zin fouten tijdens het blazen gemakkelijker te zien (bijv. hoesten). Daarnaast kunnen ziektebeelden door karakteristieke patronen makkelijker herkend worden. Bij ernstige COPD klapt de curve bijvoorbeeld in.

• 1.1.5 Referentiewaardes en voorspellers

  Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.5
  Laat hier meer flashcards zien

• Verband tussen lengte en long en metabole behoeftes

  Een toegenomen lengte hangt samen met toegenomen metabole behoeften. Longfunctie is positief gecorreleerd met lengte.

• Verband leeftijd en longfunctie

  Bij veroudering treedt degeneratie in de longen op waardoor de longvolumes negatief gecorreleerd zijn met leeftijd. Dankzij de grote reserves leidt dit bij een gezond persoon niet tot beperkingen veroorzaakt door de longen. Bij kinderen is er geen duidelijk verband vanwege de groeispurt.

• Standaard Deviaties van longfuncties

  
  normaal: +1.64 tot 1.64 SD (ULN – LLN)
  laagnormaal: -1.30 tot -1.64 SD
  licht verlaagd: -1.64 tot -2.00 SD
  matig verlaagd: -2.00 tot -3.00 SD
  matig ernstig verlaagd: -3.00 tot -4.00 SD
  ernstig verlaagd: >-4.00 SD
  Tussen de upper limit of normal (ULN) en de lower limit of normal (LLN) bevinden zich 90% van de normale longfunctiewaarden. Hiertussen wordt iemand dus normaal genoemd, al is niet bekend hoe iemand eerst was.