Samenvatting: Hoorcolleges Bewijsrecht | Janneke

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Hoorcolleges bewijsrecht | Janneke

  • 1 Inleiding bewijsrecht

    Dit is een preview. Er zijn 33 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Leg het onderscheid uit tussen materieel en formeel  bewijsrecht. 

    Materieel: bewijslastverdeling en waardering van bewijs.

    Formeel: bewijsvoering in procedure; bijv. regels oproepen getuigen.

    Wanneer is iets onrechtmatig in de zin van 6:162 (materieel), maar als dat waar is hebben we een claim, maar kunnen we het bewijzen (formeel)? 

  • Je kunt ook anders naar de indeling kijken in afdeling 1.2.9. Rv, hoe? 

    Er zijn regels over opdragen, leveren en waarderen van bewijs.

    Opdragen:       de rechter draagt het bewijs op (bewijsopdracht), zie bijvoorbeeld art 166 Rv.

    Leveren:          het leveren van bewijs door partijen, zie bijvoorbeeld art 170 Rv.

    Waarderen:     het waarderen van bewijs gebeurt door de rechter, zie art 152 lid 2 Rv.

  • Wat is bewijs/bewijzen? 

    Niet gedefinieerd in Rv. Literatuur kent uiteenlopende definities. Bewijs is in procesrechtelijke context aan de rechter overtuigend aantonen van feiten/dat bepaalde feiten zich hebben voorgedaan.

    De benodigde mate van zekerheid zal verschillen naar gelang de gevolgen van de beslissing ingrijpender zijn. 

  • Waar staat de bewijsovereenkomst en wat zijn varianten ervan?

    Art. 153 Rv. Varianten: je mag afspraken maken over je bewijspositie. Vaak gericht op beperking van bewijsrisico’s. Bewijsmiddelen buiten beschouwing laten. 

  • Wat is een beperking van een bewijsovereenkomst?

    Art. 153 Rv zegt: bewijsovereenkomst mag niet ter vrije bepaling van partijen: dit zie je bij personen- en familierecht en bij faillissement. Voorbeeld: 1:130 BW, gaat over bewijs van buiten gemeenschap van goederen gehouden goederen, dit kan alleen met een geschrift bewezen worden. Of zie art. 61 Fw. Of 7:932 BW= het bestaan/bewijs van een verzekeringsovereenkomst kan alleen maar met geschriften. 

  • Wat betekent lijdelijkheid burgerlijke rechter?

    Is de keerzijde van de partij-autonomie. De rechter is in beginsel lijdelijk, maar de rechter is niet passief. De rechter bepaalt of partijen genoeg gesteld hebben,wat bewezen moet worden, hij bepaald of bewijs geleverd is en kan zelfs onder omstandigheden ambtshalve bewijs opdragen.

  • Waar staan en wat houden de inlichtingenplicht en informatieplicht in?

    Inlichtingenplicht (art 21 Rv): partijen moeten in beginsel alle relevante feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.

    Informatieplicht (art 22 Rv): als de rechter nadere informatie wil kan hij in elke stand van het geding bevelen dat nadere informatie wordt verschaft. Toelichting van feiten, of overlegging van stukken. Weigering is echter mogelijk bij gewichtige redenen. Of het verstandig is om te weigeren is een andere vraag... 

  • De rechter is in beginsel lijdelijk, maar heeft diverse opties om actief te handelen. Leg uit. 

    Hij heeft diverse ‘ambtshalve bevoegdheden’ zoals het vragen om nadere inlichtingen, ambtshalve getuigenverhoor gelasten of deskundigenbericht te bevelen, openlegging van boeken/bescheiden/geschriften. 

  • Art 149 Rv geeft een hoofdregel van bewijsrecht. Welke is dat?

    De rechter mag slechts die feiten aan zijn beslissing ten grondslag leggen die volgens het voorschrift van het bewijsrecht zijn bewezen/ via partijen in het geding te zijner kennis zijn gekomen. De rechter vult geen feiten aan! De sluis van het geding. Dus enerzijds partij-autonomie (zij bepalen wat ze naar voren brengen) en anderszijds lijdelijkheid van de rechter (rechter kan actief ingrijpen, maar uitgangspunt is dat de feiten door de sluis van het geding moeten zijn gekomen).

    Het moet gaan om feiten die zijn betwist en in het geding aan de orde zijn gekomen. 

  • Wat betekent “in het geding” in art. 149 lid 1 Rv? En kennen we een uitzondering? 

    Stel dat partijen eerst een kort geding hebben gevoerd en daarna een bodemprocedure. Mag de rechter de feiten die zijn aangevoerd in kort geding gebruiken in de bodemprocedure? Volgens de HR kan dat niet. Zie echter art 223 Rv. Voorlopige voorziening kan wel worden overgezet in bodemprocedure.

    Er zijn voorlopige voorzieningen (in spoedeisende situaties naast kort geding). Zie 223 Rv: tijdens aanhangige bodemprocedure kun je een voorlopige voorziening vragen. Feiten die zijn aangevoerd in dat verzoek vovo, die mag je volgens de HR wel gebruiken in de bodemprocedure. Kort geding en vovo lopen wat dit betreft uiteen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart