Vervreemdingsvoordelen - Fictieve vervreemdingen IB - Inkoop van eigen aandelen (lid 1, onder a)

11 belangrijke vragen over Vervreemdingsvoordelen - Fictieve vervreemdingen IB - Inkoop van eigen aandelen (lid 1, onder a)

Wat regelt artikel 4.16, lid 1, onderdeel a?

De inkoop van eigen aandelen door een vennootschap wordt ook aangemerkt als een vervreemdingsvoordeel. Zodoende is er geen onderscheid tussen verkoop aan een derde of verkoop aan de vennootschap voor de verkopende partij.

Wat moet voor de toepassing van 4.16, lid 1, onder a, wet IB worden verstaan onder 'inkoop'?

Het gaat dan om zowel inkoop van aandelen ter amortisatie, als de inkoop ter tijdelijke belegging.

Hoe werd voor het huidige systeem de omvang van het voordeel berekend? Waarom is dit heden ten dage nog van belang om te weten?

Tot 1997 werd het gekwalificeerd als inkomen uit vermogen (voorloper reguliere voordelen soort van). Er werd dan gekeken naar wat alle aandeelhouders gestort hebben voor hun aandelen, wat meer uitgekeerd werd dan dat, daar moest over worden afgerekend. Vanaf 1997 is het een vervreemdingsvoordeel, maar het oude systeem van 1997 hebben we feitelijk wel gehouden voor de dividendbelasting.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Hoe werkt de inkoop van eigen aandelen voor de DB en wat is verschil met de IB?

Inkoop van aandelen is in de dividendbelasting genormeerd door artikel 3, lid 1, onder a, DB. Dat houdt in dat als opbrengst op aandelen wordt gezien hetgeen wordt uitgekeerd bovenop het gemiddeld op de desbetreffende aandelen gestortte kapitaal.

Voor de inkomstenbelasting is het zo dat inkoop van eigen aandelen gezien wordt als vervreemdingswinst waar artikelen 4.19 t/m 4.21 dus voor gelden.

Wat is het risico van misbruik na BNB 1988/308? Hoe heeft de wetgever dit gerepareerd

Nu op basis van BNB 1988/308 alleen a.b.-heffing ontstaat over het deel van de winstgerechtigdheid dat verschuift kan een DGA zodoende makkelijke a pari aandelekkapitaal uit zijn vennootschap trekken zonder hier belasting over te betalen. De wetgever heeft dit gerepareerd middels artikel 4.22, lid 2, IB. Hierdoor moet toch de waarde in het economisch verkeer in aanmerking genomen worden, met wederom de mogelijkheid de verkrijgingsprijs van de overige aandelen te verhogen met het betaalde bedrag aan a.b-heffing ten einde dubbele belasting te voorkomen.

Wat is bepaald in BNB 1993/231 ten aanzien van inkoop van eigen aandelen?

Aandeelhouder had 50% van de aandelen in een B.V en via een 100% holding had hij de andere 50% ook. Dus direct, dan wel indirect had hij 100% van de aandelen. Hij wilde zijn aandelen laten inkopen a pari aan zijn holding verkopen. Deelnemingsvrijstelling etc, dat is natuurlijk fiscaal vorodeliger. Is dit nu belast?
HR: Ja dit is belast, dit is een vervreemding omdat een middelijk gehouden belang nu eenmaal niet gelijk is aan een onmiddellijk gehouden belang. De inkoop à pari moest afgerekend worden.

Wat is voor de a.b.-heffing het gevolg van certificering van aandelen?

Certificering van aandelen kan zonder a.b.-heffing mits de certificaten je in een exact identieke positie brengen als de aandelen voorheen. Waarbij het niet uitmaakt dat 1 aandeel van 100 ingeruild wordt voor 10 certificaten van 10.
Als de positie niet exact identiek is, dan volgt afrekening op basis van artikel 4.16, lid 1, onderdeel a, wet IB en moet over het vervreemdingsvoordeel belasting betaald worden.

Hoe zit het met de heffing over het aanmerkelijk belang wanneer de vader een vennootschap wil overdragen aan zijn zoon en zijn aandelen inwisselt voor cum prefs?

Als de vader de gehele waarde van de onderneming inwisselt tegen cum prefs en zodoende geen enkele waarde achterlaat bij de zoon die nieuw uit te geven reguliere aandelen koopt, dan gaat het goed, want dan gaat de a.b.-claim niet verloren. Anders uiteraard afrekenen.

Welke fictieve vervreemding vind je in artikel 4.16, lid 1, onderdeel c, wet IB?

De vrijstelling van artikel 4.16, lid 1, onderdeel c, wet IB gaat over het betaalbaar stellen van een liquidatie-uitkering. In artikel 4.34 staat daar meer over en gaat over de omvang van de vervreemdingsvoordelen.

Artikel 4.34 stelt dat hetgeen dat boven de verkrijgingsprijs wordt uitgekeerd, wordt aangemerkt als vervreemdingsvoordeel in geval van liquidatie-uitkeringen.

Op basis van artikel 4.34 lid 1, IB is een vervreemdingsvoordeel slechts belast voor zover de uitkering hoger is dan de verkrijgingsprijs van de desbetreffende aandelen of winstbewijzen. Wat gebeurt er dan wanneer de uitkering lager is dan de verkrijgingsprijs?

Artikel 4.34, lid 2, Wet IB geeft aan dat de verkrijgingsprijs wordt verlaagd met het bedrag van de uitkering voor zover de liquidatie-uitkering niet als vervreemdingsvoordeel wordt aangemerkt. Blijft nog een deel van de verkrijgingsprijs over na de uitbetaling van de liquidatie-uitkering dan wordt het restand ex. lid 3 aangemerkt als negatief vervreemdingsvoordeel.

In welke gevallen is artikel 4.34, lid 1 t/m 3 niet van toepassing? Waar staat dit?

Lid 4: Niet in geval van liquidatieuitkeringen bestaande uit het voor rekening van belastingplichtige voortzetten van de onderneming van een vennootschap met toepassing van artikel 14c, wet VPB (geruisloze terugkeer uit de B.V.), of;
Vervreemdingsvoordelen die worden genoten bij een vervreemding als bedoeld in artikel 4.16, lid 5, IB

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo