Regelkring van de schildklier

12 belangrijke vragen over Regelkring van de schildklier

In de schildklier worden MIT en DIT samengevoegd en ontstaat T3 of T4. Waar in de schildklier gebeurt dit? En hoe gaat dit in zijn werk?

MIT en DIT worden in het colloïd samengevoegd. T4 heeft vier jodium ionen, twee op de buitenste ring en twee op de binnenste en ontstaat door koppeling van twee DITs, terwijl T3 maar drie jodium ionen heeft, één op de buitenste ring en twee op de binnenste en ontstaat door de koppeling van één DIT en één MIT.

Wanneer T3 of T4 ontstaan is wordt het complex door middel van endocytose weer teruggebracht naar de folliculaire cellen. Voor T3 en T4 als losse hormonen de bloedbaan in gaan, moeten ze echter nog afgesplitst worden. Van welk molecuul moeten ze afgehaald worden? Hoe gaat deze afsplitsing in zijn werk? Wat gebeurt er met de restproducten?

T3 en T4 moeten eerst nog afgesplitst worden van het thyroglobuline molecuul. Dit gebeurt met behulp van de lysosomale enzymen nadat het endo-lysosoom geworden is in de folliculaire cel. T3 en T4 worden dan door middel van gefaciliteerde diffusie de bloedbaan in getransporteerd. Daarnaast komen er ook DIT en MIT vrij uit de endo-lysosoom, wat weer herbruikt wordt bij de synthese van thryroglonuline. Ook niet alle thryoglobuline wordt gejodeerd, dus dat kan dan ook weer hergebruikt worden.


Aan welke serumeiwitten kunnen T3 en T4 binden? Aan welk van deze eiwitten wordt het meest T3 en/of T4 gebonden?

Schildklierbindend globuline (TBG), albumine en transthyretine (TTR). T3 en T4 binden hierbij het meest aan TBG.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart


Hoeveel van de totale T3-concentratie is ongebonden in het serum aanwezig? En hoeveel van T4?

Ongebonden T4 --> 0,02% in het bloed
Ongebonden T3 --> 0,50% in het bloed

Naast T3 en T4 kunnen ook T2, T1 en T0 ontstaan. Waarom worden de waardes van T2/T1/T0 niet gecontroleerd tijdens een bloedtest?


Omdat deze niet biologisch actief zijn en ze dus verder ook geen bekend effect hebben.

Leg stapsgewijs uit hoe een te hoge jodideconcentratie in het bloed ervoor kan zorgen dat TSH geremd wordt.


  • Te hoge jodideconcentratie.
  • Meer jodiumatomen beschikbaar voor de schildklierhormoon productie.
  • Meer T3 en T4 in de bloedbaan.
  • Negatieve feedback direct via de hypofyse en indirect via de hypothalamus.
  • Remming TSH (direct) en remming TRH waardoor ook TSH geremd wordt (indirect).


Verhoogde glucocorticoïdconcentraties zorgen voor inhibitie van TSH. Leidt dit ertoe dat jodide in mindere mate of juist meer geoxideerd wordt tot jodium?


Bij de inhibitie van TSH wordt de Na/I-cotransporter minder gestimuleerd, dus er komt minder jodide vanuit de bloedbaan in de folliculaire cel. Dus jodide wordt uiteindelijk in mindere mate geoxideerd tot jodium, omdat er dus minder jodide is.

Jammer genoeg gaat het niet altijd goed met de schildklierregulatie. Als het fout gaat kan het zo zijn dat er te veel of te weinig schildklierhormonen zijn. Geef de twee medische termen voor deze verschijnsels. Benoem daarnaast de meest voorkomende ziekte van patiënten met te veel en te weinig T3/T4.

Teveel T3/T4 --> hyperthyreoïdie --> ziekte van Graves
Te weinig T3/T4 --> hypothyreoïdie --> ziekte van Hashimoto


Schildklierhormonen hebben diverse effecten op verschillende weefsels. De hormonen hebben intracellulaire receptoren binnen de nucleus, en initiëren daar de transcriptie van bepaalde eiwitten. Hoe veroorzaken T3 en T4 effecten in een cel? Beschrijf hoe T3 en T4 de cel in komen tot aan het effect in de kern.

T3 en T4 betreden de cel door diffussie of carrier-gemedieerd transport via de monocarboxylaat transporter 8 (MCT8). In de cel wordt T4 dan gedeelde omgezet tot T3. T3 en T4 bewegen zich dan de celkern in, waar ze binden aan de schildklierhormoonreceptor (TR). TR vormt samen met de retinoïde X receptor (RXR) het schildklierresponse element (TRE), die als het geactiveerd wordt door T3 of T4 ervoor zorgt dat er transcriptie kan plaatsvinden van de genen in de celkern, waardoor er allerlei processen geactiveerd of geinactiveerd kunnen worden.

Beschrijf de metabole effecten van T3 en T4.

De verhoging van het basale metabolisme (BMR) --> ontstaat door de stimulatie van zowel katabolische als anabolische reacties in vet-, koolhydraat- en eiwitmetabolisme.

T3 en T4 zorgen daarnaast voor een verhoogde gevoeligheid voor catecholamines (adrenaline en noradrenaline). Wat zou het effect kunnen zijn van te hoge spiegels van T3 en T4 op het cardiovasculaire systeem?

Te hoge spiegels van T3 en T4 kunnen zorgen voor een verhoogde hartslag, een te hoge bloedruk en hartkloppingen.

Welke lichamelijke effecten kunnen ontstaan als de T3- en T4-spiegels juist te laag zijn?


  • Pijnloze goiter (zwelling in de nek door een vergrote schildklier)
  • Huidveranderingen (droge huid)
  • Perifeer oedeem (dikke voeten en enkels)
  • Obstipatie
  • Hoofdpijn
  • Gewrichtspijn
  • Vermoeidheid
  • Snelle gewichtstoename
  • Bij vrouwen --> anovulatie
  • Bij kinderen --> verminderde lengtegroei en ontwikkelingsachterstand.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo