Samenvatting: Human Conditions 1

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Human Conditions 1

• 1 Human Conditions 1 week 2/4

• 1.1.1 Geschiedenis van de natuur

• Geef een korte opsomming van de ontwikkeling van mensbeeld vanaf de eerste helft van de 18e eeuw.

  Het statische beeld van de mens, zoals van David Hume, veranderde geleidelijk in de 2e helft van de 18e eeuw.
  Ontdekkingen in de natuurwetenschappen en historisch onderzoek riepen een bewustzijn op dat natuur en cultuur een langere geschiedenis kennen dan de 4 duizend jaar die eerder (met de bijbel als uitgangspunt) geschat was.
  Speciaal de ontdekking van de zogenaamde "deep time" in geologie motiveerde een fundamentele historisatie van het wereldbeeld in de natuurwetenschappen, zoals kosmologie (geschiedenis van het universum, big bang theorie) en biologie (historie van leven, evolutie theorie)

• Wat zijn de drie grote vragen van de wetenschap?

  1) Oorsprong van materie; hoe ontstond materie vanuit het niets?
  2) Oorsprong van leven; waar kwam leven vandaan, wat was de herkomst?
  3) Oorsprong van het bewustzijn; bij menselijke wezens, is nu nog steeds een groot raadsel. Er zit een groot gat tussen het fysieke brein en alle bewustzijnsverschijnselen zoals kleuren, geur, herinneringen, dromen.

• Wat zijn 3 mijlpalen in de moderne biologie?

  1735: Systema Natura - Caroli Linn: systeem van soorten, nog erg statisch, onderscheiden van soorten en eigenschappen.
  1809: Philosophie Zoologique - Lamarck; 1e evolutie theorie, introductie van het woord biologie.
  1859: The Origin of Species - Darwin: evolutietheorie die afgeleid was van Lamarck.

• 1.1.2 Jean Baptiste Lamarck

• Wat ontwikkelde Jean Baptiste Lamarck in 1744 als eerste?

  Hij ontwierp als eerste een consistente evolutietheorie, waarbij hij stelde dat wezens een geschiedenis hebben en dat ze ergens vandaan komen. Er is een ontwikkeling.

• Wat zijn de twee pijlers van Philosophie Zoologique van Lamarck?

  1) de complicerende kracht; leven start simpel en wordt geleidelijk steeds complexer.
  2) De adaptieve kracht; organismen kunnen zichzelf aanpassen aan hun omgeving en ontwikkelen zichzelf om te kunnen overleven.
  - onbruik leidt tot het verdwijnen van een organisme
  - overerving van verworven kenmerken/eigenschappen. Wezens kunnen hun verworven eigenschappen doorgeven aan hun nazaten.
  (zie voorbeeld giraffen en hun nek)

• 1.1.3 Charlles Darwin

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.3
  Laat hier meer flashcards zien

• Welke 2 boeken heeft Charles Darwin geschreven?

  A859 ; Het ontstaan van soorten dmv natuurlijke selectie of het behoud van bevoordeelde rassen in de strijd om het leven).
  1871 ; De afstamming / herkomst van de mens en selectie in relatie tot seks)

• Wat accepteerde Darwin uit Lamarck's erfenis en wat formuleerde hij anders?

  Hij accepteerde de benodigde kenmerken van die erfenis, maar formuleerde een aanvullend principe van evolutie: natuurlijke selectie.

• Wat zijn 3 kenmerken van natuurlijke selectie?

  10 Reproductie; wezens moeten zich herhalen om voort te kunnen blijven bestaan, dus voortplanting.
  2) Variatie ; elke generatie heeft meerdere variaties, er is niet een gelijksoortig wezen. In de basis zijn de kenmerken hetzelfde, maar specifiek is er veel variatie te zien.
  3) Selectie; Het deel van de nazaten die zich het beste aan de omgeving kunnen aanpassen overleven. De rest gaat dood voordat ze zich kunnen voortplanten. Het is niet survival of the strongest, maar survival of the fittest.

• 1.2.1 Neo-darwinisme / moderne synthese

• Waaruit bestaat de synthese van neo-darwinisme?

  Darwin met evolutietheorie en natuurlijke selectie en Mendel met genetica.

• 1.2.2 George Mendel; de geboorte van genetica

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat heeft Mendel met de genetica ontdekt?

  Hij ontdekte dat eigenschappen van erwten overerft werden en stelde een theorie over hoe eigenschappen zich gedragen bij overerving en kruising.