Deeltentamen 1: DNA-toepassingen: replicatie, differentiële genexpressie en Mendeliaanse genetica
24 belangrijke vragen over Deeltentamen 1: DNA-toepassingen: replicatie, differentiële genexpressie en Mendeliaanse genetica
Exonucleasen in DNA polymerasen
3'-->5- exonuclease: voor "proeflezen", kan verkeerde base-paar verwijderen (flap-exonuclease), goede erindoen en verder gaan met replicatie.
5' --> 3' exonuclease: belangrijk om RNA primers te verwijderen
Germline vs somatic mutatue
Somatic: mutatie in de embryo, een stukje van de cellen (deel van het lichaam) in het organisme heeft de mutatie en de geslachtscellen niet. Mutaties kunnen later in het leven ontstaan en zijn vaak onschadelijk en niet erfelijk.
DNA repareren: systemen (4)
2. Interstrand crosslink repair, voor crosslinks
3. Base excision repair, voor kleine baseveranderingen
4.Homologous recombination en Non-homologous end joining, voor gebroken dubbele strengen -->Zie afbeelding
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Mutaties: BRCA1 en BRCA2 genen, SRY, PAX6
SRY: geslachtsbepalend gen, vorming testes, ontbreken = meisje met y-chromosoom
PAX6: evolutionair "bewaard" gen, nu voor ogen , mutaties zorgen voor defecten in zicht.
Functieverschil DNA en RNA
RNA: tijdelijke boodschapper voor eiwitsynthese, ook structurele, regulatoire en katalytische funties. (RNA polymerase II katalyseert vorming van fosfodiesterbindingen tussen ribonucleotiden - 'backbone')
4 niveaus van regulatie genetische code tot functionerend eiwit
1. Transcriptional control: gen al dan niet afgelezen? - gen transcriptie
2. RNA processing control: premRNA al dan niet bewerkt tot mRNA? - RNA modificatie
3. Translation control: mRNA al dan niet vertaald naar eiwit? -mRNA translatie
4. Protein activity control: eiwitten al dan niet bewerkt tot functionele eiwitten? -eiwit modificatie
In situ hybridizatie (ISH)
1. Weefsel/embryo met RNA
2. Gelabeld stukje cDNA van gen van interesse. (= marker = probe)
3. Incubatie van 1+2: hybridizatie
4. Detectie gebonden probe
Regulatie van genexpressie niveau 1: Transcriptional control
Silencers doen precies het tegenovergestelde --> mate van transcriptie verlaagt
Cis/trans DNA
transcriptiefactoren: trans, want ze binden aan DNA
Chimpanzee en aap: hoe zijn de verschillen in het brein tot stand gekomen?
Wilm's tumor gen
Behoud van het leesraam!
KTS + en - varianten zijn noodzakelijk voor normale ontwikkeling. Zie afb
Duchenne musculaire dystrofie (DMD)
Deletie in DMD gen. Dystrofine eiwit is niet aanwezig of functioneel, door leesraam shift door deletie exon 50.
Therapie = exon skipping, mutatie in genoom is niet te veranderen, gebruik van RNA wel. Dus exon 51 ook skippen is gedeeltelijk herstel, want herstelt leesraam/frame.
CRISPR Cas: DNA knippen methode
Bicoid eiwit en caudal eiwit
caudal eiwit bevordert de making van het achterlijf.
Verband tussen bicoid en caudal: bicoid tot expressie = caudal onderdrukt = ontwikkeling anteriore (voorkant) zijde.
Fragiele X syndroom (FXS)
Binnen FMR1-gen ligt een CGG repeat dat zich herhaalt. Daardoor worden te veel methylgroepen aan cytosine in DNA gehangen, die trekken HDAC aan. Door vorming van heterochromatine (compact) ontstaat breekbaar (fragiel) x chromosoom en heel weinig aanmaak van FMR protein. Daardoor is er geen translatie onderdrukking van neuronale eiwitten en door abnormale synaps functie ontstaat mentale retardatie
Proteolyse: precursor processing
Afhankelijk van knipenzymen (weefselspecifiek) kan 1 precursor voor 10 verschillende actieve peptiden zorgen!
Communicatie tussen cellen: wat doen signalen?
Paracriene celsignalering en verandering genexpressie
- activatie receptor (responder)
- cascade eiwitinteracties
- veranderen van celeigenschappen (zoals metabolisme, genexpressie, celbeweging)
Receptor tyrosine kinase signalering
2. Tyrosine kinase wordt geactiveerd
3. Fosforyleert signaaleiwit (-->geactiveerd voor genexpressie)
Ras pathway
Gain of function (GOF) mutaties
4 paracriene factoren, elk 3 functies, 1 of 2 ziektes bij mutatie
Waarom bestudeerde Gregor Mendel erwten? (3 redenen) en wat leerde hij ervan
2. Controleren van voortplanten
3. Korte generatietijd
Hij dacht dat genetische overerving een kwestie van "mengen", maar kwam er toen achter dat dit niet het geval was .
Bloemen:
paars + paars werd paars
wit + wit werd wit
maar.. Paars + wit werd ook paars, ratio paars wit 3:1 (paars dominant, wit recessief)
Linkage (gekoppelde genen)
Bombay fenotype bloed
Bombay Phenotype : rarest blood group 0.0004%
1st reported in Bombay in 1952
Genotype hh and have no antigen H in their blood
Bombay individuals lack normal expression of A, B or O genes
they inherited
Because the H antigen is common to all ABO blood groups,
Bombay blood is incompatible with all ABO donors
Only another Bombay donor can give blood to a Bombay
individual
Mitochondrial DNA (transmission)
the mother to all her offspring.
Mitochondrial DNA is the small circular chromosome found inside mitochondria. These organelles, found in all eukaryotic cells, are the powerhouse of the cell. The mitochondria, and thus mitochondrial DNA, are passed exclusively from mother to offspring through the egg cell. (in de zaadcel is het degraded)
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden