Deeltoets 2: eerste deel

13 belangrijke vragen over Deeltoets 2: eerste deel

Noem de 5 hypothesen van de two-step flow theorie.

1. Meeste mensen worden niet direct blootgesteld aan massamedia, maar via opinieleiders.
2. Opinieleiders zien meer media/nieuws en zijn actiever betrokken in het verspreiden van media/communicatie dan het publiek.
3. Opinieleiders informeren niet allen, maar brengen ook inhoud van de media over op publiek.
4. Publiek wordt niet alleen geinformeerd maar ook beinvloedt door opinieleiders.
5. Opinieleiders 'sturen' media/nieuws door dat overeenkomt met eigen mening.

Noem de essentie van de zwijgspiraal theorie.

De toenemende druk die mensen voelen om hun mening te verbergen wanneer ze denken dat ze in de minderheid zijn. Televisie versnelt de spiraal.

Wat zijn de 3 redenen voor de zwijgspiraal theorie?

1. Mensen hebben een 'kwasi-statistisch orgaan', zesde zintuig waardoor ze weten hoe de samenleving denkt over bepaalde onderwerpen. Bronnen: directe ervaring, media, TV.
2. Mensen zijn bang voor sociale isolatie.
3. Mensen zijn bang om minderheidsstandpunten te uiten, want bang voor sociale isolatie.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Noem 5 kritieken op de zwijgspiraal theorie.

1. Effect: Klopt het wel dat mensen minderheidsmening niet durven uit te spreken?
2. Bronnen: wat is de relevante referentiegroep (directe omgeving belangrijker?)
3. Heeft TV wel zo'n grote invloed?
4. Bestaat de angst voor sociale isolatie echt?
- Onderzoek heeft nog niet aangetoond dat mensen in zwijgspiraal deze angst daadwerkelijk voelen.
- Onderzoek toont aan dat mensen tegen groepsdruk ingaan als er een partner is die zelfde mening deelt.
5. Individuele verschillen: zelfverzekerdheid, mensen die al zijn afgewezen en daarom niks te verliezen hebben, avant-garde (minderheden).

Wanneer is iemand het meest beinvloedbaar door agenda-setting theorie?

1. Als de relevantie hoog is (onderwerp wat relevant is).
2. Als de onzekerheid hoog is (ik weet weinig over het onderwerp)
3. Dan zal de need for orientation hoog zijn en dan is het meest beinvloedbaar.

Wat wordt bedoelt met agenda setting van de 2e orde.

Hoe belangrijk een onderwerp is wordt bepaalt door de attributen die worden belicht. Bijvoorbeeld klimaat:
1. Zeeniveau stijgt, meer overstromingen
2. Kosten om actie te ondernemen (economisch probleem)
3. Internationaal probleem.
Lijkt dus op framing

Noem de 2 manieren waarop een onderzoeker frames kan identificeren.

Inductief: Frames ontstaan in de media zonder dat ze eerst werden gedefinieerd door de onderzoeker.
Deductief: Onderzoeken van frames in de media die van te voren zijn gedefinieerd door de onderzoeker.

Noem een aantal Issue-specific frames en een aantal generieke frames.

Issue-frames: Multicultural, emancipation, restriction, victimization, islam-as-threat.
Generieke frames: human-interest, conflict, economic.

Wat is het verschil tussen episodische en thematische frames?

Episodisch: Focust op een bepaalde gebeurtenis of een specifiek verhaal. Bijvoorbeeld wedstrijd in den Bosch werd iemand racistisch bejegend.
Thematisch: Focust op een breder probleem, bijvoorbeeld racisme in het voetbal.

Noem de nieuwswaarden van harcup & oneill.

1. The power elite: verhalen over machtige personen, organisaties.
2. Celebrity: mensen die al beroemd zijn
3. Entertainment: seks, humor, showbusiness, human interest, dieren, drama
4. Surprise: verrassing of contrast
5. Bad news: negatieve verhalen zoals conflict
6. Good news: positieve verhalen bv redding of genezing
7. Magnitude: grote impact omdat er veel mensen bij zijn betrokken
8. Relevance: relevante mensen of naties
9. Follow up: over onderwerpen die al in het nieuws zijn
10. Newspaper agenda: passen bij de agenda van de nieuwsorganisatie.

Noem de nieuwswaarden van Galtung en Ruge.

1. Frequentie: gebeurtenis die gelijktijdig met nieuwsproductie gebeurt. (bv moord)
2. Threshold: overschrijdt drempel, bv veel slachtoffers
3. Unambiguity: hoe makkelijker is om te interpreteren, hoe eerder het wordt gerapporteerd.
4. Meaningfulness: cultureel relevant
5. Consonance: als journalist al idee heeft dat er iets gaat gebeuren
6. Unexpectedness: zeldzaam of onverwachte gebeurtenis
7. Continuity: als het al nieuws was
8. Composition: gebeurtenis past beter
9. Reference to elite nations, elite people, persons, something negative.

Wat maakt een goede officiele bron?

- Productief, in staat en bereid om bruikbare info te verschaffen
- Betrouwbaar
- Geloofwaardig en gezaghebbend
- Mediageniek
- Sociaal en geografisch nabij

Wat bepaalt in context van nieuwsbronnen wat nieuws is?

1. Intermedia invloeden: media halen van elkaar wat nieuws is
2. Commercialisering: meer nieuws met minder journalisten, geen tijd en geld meer voor kritische journalistiek.
3. Nieuws waar het publiek om vraagt: infotainment, personalisering, sensatie.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo