Basisconcepten immunologie - De immunogenen en antigenen - Het immunogene vermogen

8 belangrijke vragen over Basisconcepten immunologie - De immunogenen en antigenen - Het immunogene vermogen

Wat zijn de voorwaarden waaraan een antigeen moet voldoen om immunogeen te zijn?

- Het moet "vreemd" zijn of "non self".
- Het moet een behoorlijke moleculegrootte bezitten.
- Het moet een zekere chemische complexiteit hebben.
- Genetische aanleg
- Dosis + manier toediening (immunotolerantie)

Waarom moet een antigeen groot zijn?

Stoffen met een moleculair gewicht (MG) kleiner dan 10 000 Da zijn weinig of niet immunogeen. Bij een MG van groter dan 10 000 Da zijn het meestal wel sterke antigenen.

Bespreek de stimulatie van eiwitten op de immuniteit.

Eiwitten stimuleren de immuniteit sterk. Eenvoudige polypeptiden stimuleren de immuniteit sterker dan polymeren van gelijke lengte, die slechts opgebouwd zijn uit twee verschillende aminozuren. Terwijl homopolymeren van slechts 1 aminozuur niet stimulerend kunnen zijn.
De tertiaire en quaternaire structuur van eiwitten zijn belangrijk voor de antigene eigenschapen. Hetzelfde eiwit verliest na denaturatie door alcoholbehandeling of koken zijn antigene eigenschappen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Bespreek de stimulatie van nucleïnezuren op de immuniteit

Stimuleren heel zwak het immuniteitsstelsel. Patiënten met lupus erythematosus hebben antilichamen tegen nucleïnezuren.

Bespreek de invloed van lipiden op de immuniteit.

Zuivere vetten zijn niet in staat een immuunrespons uit te lokken.

Waarom is een genetische aanleg nodig opdat de antigenen als immunogenen kunnen functioneren?

Het proefdier moet een genetische aanleg hebben om op een bepaald antigeen te kunnen reageren. Elk antwoord is immers onder de vorm van een lymfocyt met de juiste antigeenreceptor vooraf bepaald, wat voor een deel te maken heeft met de genetische aanleg.

Hoe werd de invloed van de genetische aanleg bewezen?

Deze genetische aanleg wordt bewezen door de verschillen in immuunrespons bij diverse species: bepaalde polysachariden zijn immunogeen voor mensen en muizen, maar niet voor de cavia. Het is evident, hoewel moeilijk aantoonbaar, dat er voor sommige antigenen ook genetisch bepaalde verschillen bestaan tussen individuen van eenzelfde soort.

Waarom heeft de dosis en manier van toediening invloed op de immuniteit?

Eenzelfde antigeen dat ineffectief is als het intraveneus wordt ingespoten, een sterke antistofproductie uitlokken als het onderhuids wordt toegediend.

Hogere dosissen geven doorgaans aanleiding tot hogere antistoftiters, hoewel nooit proportioneel. Excessief hoge dosissen kunnen niet alleen falen in het stimuleren van antistofproductie, maar zelfs leiden tot een status van specifieke ongevoeligheid voor dit antigeen, ook als het nadien in een normale dosis wordt toegediend. Een dergelijke toestand noemt men immunotolerantie.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo