Cellen, weefsels en organen van het immuunsysteem

- interactie tussen innate en adaptief immuunsysteem

- Locatie van immuuncellen in het lichaam

- Herkenning van MHC molecuul 

- Type receptor op het membraan

- Celtype: CD4+ of CD8+

APC's verbinden het innate en adaptieve immuunsysteem met elkaar om infecties te bestrijden en pathogenen te doden. 

Het innate immuunsysteem kan pathogenen en antigenen herkennen dmv bepaalde eiwitten die herkend kunnen worden door een APC, ze fagocyteren de pathogenen en dan presenteren ze aan de T-cellen. MHC en CD4/8 spelen hier een belangrijke rol. 

Antigenen worden geopsoniseerd door antilichamen die aan FDC kunnen worden gebonden. B-cellen kunnen aan het antigeen binden en wordt een signaal afgegeven dat ze moeten gaan delen, mbv Th-cellen, waardoor geheugen en plasma cellen worden gemaakt. 

- T-lymfocyten worden in het beenmerg gemaakt maar worden in de thymus gerijpt

- B-lymfocyten worden in het beenmerg gemaakt en gerijpt.

T-cellen: in de thymus

1. de T-cellen krijgen de TCR, verloopt het niet goed? dan gaan ze in apoptose

2. Er vindt een selectie van T-cellen plaats die lichaamseigen MHC moleculen herkennen: POSITIEVE SELECTIE

3. als de T-cellen MHC niet herkennen?: NEGATIEVE SELECTIE

4. T-cellen differentiëren zich in: CD8+ (Tc) of CD4+ (Th) 

B-cellen: in het beenmerg

1. B-cellen krijgen BCR die een epitoop op een antigeen kan herkennen.

2. Als ze niet goed gaan ze in apoptose en worden gefagocyteerd door een macrofaag

3. na rijping kunnen ze naar de secundaire lymfoïde organen migreren, waar ze op antigenen kunnen reageren

- Tc-cellen: cytotoxische cellen, ze zorgen voor doden van virus-geïnfecteerde cellen en tumorcellen. CD8+ en CD3 receptoren op het membraan

- Th-cellen: T-helper cellen, helpen B-cellen d.m.v. cytokinenproductie. CD4+ en CD3 receptoren op het membraan

- Clonale selectie, m.a.w. ze gaan delen, waardoor geheugen cellen worden gemaakt voor een volgende infectie. 

- Primaire: Thymus en beenmerg

- Secundaire: Neus amandelen, keel amandelen, milt, lymfeknoopen (darm, oksel, hals, lies) en beenmerg.

Via lymfe en bloed:

- Via het bloed door de lymfeknopen, daar diffunderen ze door de HEV (High Endothelial Venule)

- APC en FDC worden geproduceerd

- In de paracortex gaat een MHC II met een Ag op het membraanoppervlak zitten--> nu heten ze IDC

- Deze cellen gaan een Ag-fragment gebonden aan het MHC II aan T-cellen presenteren.

- FDC vormenn een netwerk via desmosomen, want ze kunnen niet migreren. 

-Capsule

- Subcapsule

- Cortex

- Paracortex

- Medulla

-Afferente lymfe

- Efferente  lymfe

- Germinal center 

- HEV

- flowcytometrie

- immunofluorescentie 

- beenmerg

- Thymus

- Bloedvat

- Weefsels 

-B-cellen

-T-cellen

- Monocyten

- Trombocyten

-NK-cellen

- Granulocyten (neutrofielen, basofielen, eosinofielen)

Het is een techniek om te bepalen op er CD8 of CD3 aanwezig is, en dus om cellen te herkennen die een bepaalde antistof gebonden kunnen hebben. Hier wordt gebruik gemaakt van een laser lichtbundel.

Aan de antistof zit een fluorescerende stof vast, die de flowcytometer kan herkennen. Als een cel één van de aangegeven kleurstoffen, wordt een signaal door de flowcytometer geveven. 

Ze rijpen in de thymus en migreren vervolgens naar de secundaire lymfoïde organen en dan circuleren ze door het hele lichaam. Ze helpen B-cellen met het maken van geheugen cellen  en antistoffen, ze regisseren respons en ze zorgen ook voor cytokinenproductie.

Het is een receptor van de B-cellen die lichaamsvreemde epitoop op een antigeen herkent. 

APC's: maken contact met T-cellen

Langerhans cellen: gaan naar de lymfoïde weefsels

IDC: presenteren antigeenfragment gebonden aan een MHC II aan een T-cel 

FDC: Vangen het net gekomen antigeen, waarop B-cellen kunnen reageren 

- ze migreren van periferie naar lymfoïde weefsels

- De geactiveerde langerhanscel brengt een hoge expressie MHC II moleculen op het celmembraan

- FDC (ze hebben geen MHC II) opvangen de Ag die binnenkomt.

IDC: interdigiterende Dendritische Cel

Een naïeve B-cel differentieert zich tot plasma cellen en geheugen cellen, m.b.v. Th-cellen

in de germinal center

via de efferente lymfevaten

Via de efferente lymfevaten

Ze worden gepresenteerd aan antigeneneiwitten (HEV) en via de efferente lymfaten door de bloedbaan getransporteerd naar de infectie.