Transplantatie en immuniteit

17 belangrijke vragen over Transplantatie en immuniteit

Wat zijn mogelijke complicaties die optreden na transplantatie?

  • nabloeding
  • andere chirurgische complicaties
  • infecties
  • een afstotingsreactie

Wat is een syngene transplantatie?

Bij een syngene transplantatie (transplantatie binnen een eeneiige tweeling) is de kans op afstoting klein, maar door epigenetische verschillen kan wel iets van afstoting optreden

Wat zijn MHC- antigenen en wat is de rol bij afstoting?

  • MHC- antigenen presenteren antigenen van intra- of extracellulaire origine.
  • Dit is de belangrijkste groep die afstoting veroorzaakt.
  • Er zijn bijna 15.000 verschillende MHC I allelen en 5.000 verschillende MHC II allelen.
  • Hierdoor is er veel diversiteit en dus polymorfisme en polygenie.
    • Door co-dominantie komen alle allelen tot expressie.
    • Door deze enorme variatie zijn twee niet-verwanten vrijwel nooit HLA-identiek
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat zijn non-MHC- antigenen?

de belangrijkste minor-antigenen liggen gecodeerd op het Y-chromosoom. Hier wordt in de thymus geen tolerantie voor ontwikkeld.

Waarom kan een transplantatie van man naar vrouw afstoting geven?

Door de minor-antigenen.

  • AB0-bloedgroep-antigenen: deze vallen onder de minor-antigenen. Als iemand een bepaalde bloedgroep niet heeft, zijn automatisch natuurlijke antistoffen aanwezig.

Welke cellen zorgen voor een snellere afstoting bij een tweede transplantatie?

Dit komt door de geheugen T-cel respons.

Hoe verloopt de inductie van MHC-alloreactiviteit na een huidtransplantatie?

  1. in het transplantaat zitten dendritische cellen (specifiek Langerhans cellen)
  2. die naar de dichtstbijzijnde drainerende lymfeklier migreren
  3. hier laten ze hun lichaamsvreemde MHC-molecuul, onafhankelijk van het gepresenteerde peptide, aan T-cellen zien
  4. de T-cellen worden daardoor geactiveerd en komen in het orgaan waar keratinocyten zitten van de donor met datzelfde lichaamsvreemde MHC
  5. dit zorgt voor afstoting


Bij welke transplantaties is de immuniteit het hoogst? En hoe komt dit?

bij beenmergtransplantaties.

Hoe immunogeen een transplantaat is, hangt af van:
  • Variatie in MHC expressieniveau
  • Variatie in aantal APC’s (specifiek in dendritische cellen).

Met name de hoeveelheid dendritische cellen in het weefsel draagt bij aan de snelheid waarmee het transplantaat afgestoten wordt --> Bij het beenmerg en de huid zijn er relatief veel dendritische cellen aanwezig.

Wat is de directe route van alloreactiviteit van de T-cellen?

  1. Er is directe herkenning van vreemd, intact donor-MHC door de T-cel receptor (TCR) van de ontvanger.
  2. De herkenning is afhankelijk van levende cellen uit het transplantaat
  3. T-cellen zijn door een kruisreactie in staat lichaamsvreemd MHC te herkennen van een donorcel.
  4. Het gaat hier om T-cellen die virale epitopen kunnen herkennen in de context van eigen MHC. Op deze manier worden T-cellen dus geactiveerd in deze situatie. Virus-specifieke ontvanger T-cellen dragen zo dus bij aan de alloreactie;

Wat is de indirecte route van alloreactiviteit van T-cellen?

  • herkenning door de T-cel receptor van de ontvanger van vreemde donor MHC-peptiden, gepresenteerd door eigen MHC
  • chronisch, treedt later op


verloop:
  1. Op een gegeven moment zal een getransplanteerd orgaan minder professionele DC’s bevatten
  2. de directe route zal minder doorlopen worden
  3. Vanaf dat moment vindt juist de indirecte route plaats, waarbij de epitopen van het vreemde MHC van de dode professionele DC worden gepresenteerd in de context van eigen MHC
  4. Dit medieert subacute tot chronische afstotingsreacties vanaf enkele maanden na transplantatie

Hoe ziet een Directe T-cel alloreactie virus-specifieke ontvanger eruit?

Zie afbeelding.

Wat is de rol van de adaptieve afweer bij afstoting?

De adaptieve afweer bij orgaantransplantaties is op basis van MHC. Naast de activatie van T-cellen is er ook sprake van activatie van B-cellen, die zorgen voor een alloreactie door antistofproductie.

Welke twee situaties ontstaan door adaptieve afweer bij afstoting?

  1. Gepreformeerd(pretransplantatie): bloedtransfusies en eerdere transplantaties kunnen ervoor zorgen dat er voor de transplantatie al sprake is van alloreactieve T- en B-cellen, waardoor vooraf al antistoffen aanwezig zijn. In de ontvanger zijn al dan reactanten afwezig die het transplantaat kunnen afstoten. Ook bij zwangerschap kunnen er antistoffen zijn opgewekt tegen de HLA-moleculen van de vaders kant.
  2. Geïnduceerd (posttransplantatie): iemand heeft nog nooit een transplantatie gehad en na de transplantatie wordt op basis van MHC een afstoting/alloreactiviteit geïnduceerd.

Wat gebeurd er bij hyperacute afstoting?

  • vindt plaats door gepreformeerde allo-antistoffen tegen donor-MHC en AB0-bloedgroep
  • Aanwezige antistoffen gericht tegen de bloedgroep van de donor of anti-HLA
  • vaak binnen 24 uur

Wat gebeurd er bij chronische afstoting?

  • Na maanden tot jaren
  • niet-immunologische oorzaken:
    • Geneesmiddelen toxiciteit
    • Hypertensie
    • Hyperlipidemie
    • Late effecten van ischemie- of reperfusieschade
    • Terugkeer van oorspronkelijke ziekte
    • Virale infecties.
  • Uiteindelijk is vaatschade het probleem bij chronische afstoting. Er vindt proliferatie plaats van myofibroblasten, hypertrofie van de tunica intima en de neo-intima.

Wat is de rol van de innate afweer bij afstoting?

speelt voornamelijk een rol bij chronische afstoting.
door:
  • Duur van de hersendood
  • Mate van ischemie- of reperfusieschade
  • Operatieprocedure
  • Ziekte of trauma, waaraan donor is overleden

De factoren hebben invloed op de allogeniciteit van donororgaan. Er is sprake van leukocyten- en complementactivatie van de ontvanger in dat orgaan. Ook is er cytokineproductie, waardoor er stoffen worden gemaakt, die de afstotingsreactie sneller laten verlopen.

Welke proeven kunnen worden gedaan om te testen of de donor ABO-compatible en MHC-compatible is?

  1. Negatieve kruisproef, humorale variant
  2. Negatieve kruisproef, cellulaire variant (mixed leukocyte reaction (MLR))
  3. Optimale MHC match middels typering donor en ontvanger (serologisch voor HLA-1, en moleculair voor HLA1 en HLA2)

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo