Membranen zijn semipermeabel - Transporteiwitten: passief en actief transport

7 belangrijke vragen over Membranen zijn semipermeabel - Transporteiwitten: passief en actief transport

Twee voorbeelden van passief transport zijn diffusie en osmose. Noem nog twee kenmerken van passief transport.

- gaat met het concentratieverval mee. Dus transport gaat van een hoge naar een lage concentratie.

- Transporteiwitten kunnen bepaalde moleculen binden en door passief transport opnemen of afgeven.

Transportkanaaltjes (zoals aquaporines) zijn membraaneiwitten met een transportfunctie.

Hoe zit dat bij stoffen als Na+, K+ en Ca+ ?  (2) (hint: geladen atomen)

Daarvoor zijn ionenkanaaltjes (ionentransport). De cel kan de opname van stoffen reguleren door een ionkanaaltje te sluiten of te openen.

Wanneer een bepaalde stof aan een kanaaltje bindt, verandert de vorm van het kanaaltje en wordt het ionkanaal ondoorlaatbaar of juist doorlaatbaar voor een bepaalde soort moleculen.

Bepaalde transporteiwitten maken het transport van grote moleculen zoals glucose mogelijk.

Een ander kenmerk van passief transport is de verandering van vorm. Leg dit uit a.d.h.v.  een voorbeeld.

*verandering van vorm gebeurt ook bij actief transport

Wanneer een glucosemolecuul bindt aan een transporteiwit, verandert de vorm van het eiwit. Hierdoor kan het molecuul door het membraan.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Transporteiwitten gaan door middel van diffusie door het celmembraan. Waarvan is de diffusiesnelheid afhankelijk? (passief transport, want diffusie)

De dichtheid van de transporteiwitten in het celmembraan. Hoe hoger de dichtheid, hoe sneller de diffusie van een stof kan verlopen.

Leg uit hoe het kan dat exocytose een vorm van actief transport is. (2)

Exocytose = een blaasje met stof binnen de cel versmelt met het celmembraan en gaan zo naar buiten.

Het transport van de blaasjes gebeurt met behulp van motoreiwitten. Deze eiwitten verbruiken energie en verbruikt dus ook ATP.

Wat is een fysiologische zoutoplossing? Hoeveel % is dit?

Een zoutoplossing met de osmotische waarde gelijk aan de osmotische waarde van het bloedsplasma.

Dit is 0,9% NaCl (keukenzout)
(9 gram keukenzout per liter , 1000g water)

ATP ontstaat in het mitochondriën na verbranding van glucose.

ATP bevat drie posfaatgroepen (P). Waarom wordt dit omgezet in ADP en P?  (2)

De bindingen van de tweede en derde fosfaatgroep zijn energierijk.

Waneer de 3e fosfaatgroep wordt afgesplitst ontstaat ADP en komt er energie vrij.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo