Startpagina / Samenvattingen / Inleiding in de filosofie - Deel 2 / god-rede-zedelijk

De praktische metafysica: het hoogste goed en het morele godsbewijs van Kant

5 belangrijke vragen over De praktische metafysica: het hoogste goed en het morele godsbewijs van Kant

Hoe werd de ethiek van Kant gekenschetst?

Als een ethiek van de autonomie; het zedelijke principe berust op de rede en is niet afkomstig van de wil van God.

Waarom moet het bestaan van God worden gepostuleerd?

Omdat alleen dit bestaan garandeert dat zedelijkheid ook leidt tot gelukzaligheid.

Wat is het moreel godsbewijs van Kant?

Alleen als God bestaat, kan het einddoel van de moraliteit worden gerealiseerd. De mens is volgens Kant dus door de zuivere praktische rede gerechtigd om het bestaan van God aan te nemen.

Hoe noemt Kant deze aanname, het bestaan van God?

Een postulaat van de zuivere praktische rede. Hij wil hiermee zeggen dat God hierdoor geen object wordt van de kennis, want God is geen gegeven in de ervaring.

Hoe moet zedelijke vervolmaking worden begrepen?

Als een doel van een oneindig proces van vervolmaking. Een dergelijke vooruitgang is uitsluitend mogelijk onder de voorwaarde van een 'in het oneindige voortdurend leven' . De zedenwet, de zedelijke eis, impliceert kortom de onsterfelijkheid van de persoon of van de ziel.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

Inleiding in de filosofie - Deel 2 | 9789491465574 | J F Vanheste

Bekijk samenvatting