Aristoteles' theoretische filosofie - Aristoteles'fysica: de veranderingsprocessen van substanties

15 belangrijke vragen over Aristoteles' theoretische filosofie - Aristoteles'fysica: de veranderingsprocessen van substanties

Hoe dacht Parmenides over verandering (voorloper)

Verandering moest worden ontkend omdat verandering, als vermenging van zijn en niet-zijn niet door denken bevat kan worden

Hoe denkt Plato over verandering

Hij kent aan de veranderende zintuiglijk waarneembare wereld een realiteitswaarde toe, hij geeft Parmenides in zoverre gelijk dat echte kennis van het onveranderlijke zijnde tot object heeft en dat het worden voor het denken niet toegankelijk is

Hoe denkt Aristoteles over verandering

De zintuiglijk waarneembare werkelijkheid is wel degelijk kenbaar. Het feit dat (onveranderlijke) essenties in zijn visie in de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid aanwezig zijn kon hem behulpzaam zijn

  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Hoe kunnen onveranderlijke essenties een rol spelen bij verklaring van een veranderende werkelijkheid? (Paradox)

Hiervoor gebruikt Aristoteles een eigen begrippenapparaat, materie en vorm, potentie en actualiteit, en een eigen oorzakenleer.

Er zijn vier verschillende categorieën waarin verandering kan plaatsvinden, welke.

  1. Substantie, ontstaan van de ene substantie uit andere
  2. Kwaliteit, bijvoorbeeld Socrates verandert van gezond in ziek
  3. Kwantiteit, groeien of krimpen
  4. Plaats, we spreken van beweging, Socrates gaat van Athene naar Megara

Behandeld wordt voornamelijk verandering in categorie substantie, welk uitgangspunt gebruikt Aristoteles.

Ervaring, manier waarop wij in alledaagse denken verandering beschrijven en benoemen

Hoe kan men Aristoteles'theorie van verandering en beweging zien

Een systematisering en verheldering van commonsensenoties. Eerst stelt hij dat verandering altijd een duidelijk beginpunt en een eindpunt heeft. Als Socrates van wit in gebruind verandert is beginpunt een witte Socrates en eindpunt een gebruinde. 

Wat is volgens Aristoteles in een veranderingsproces het onderliggende

Iets wat onveranderd blijft in een veranderingsproces, Socrates blijft Socrates al verandert hij van wit in bruin.

Welke factoren zijn er volgens Aristoteles betrokken bij iedere substantiële verandering

  1. Te verkrijgen vorm
  2. Onderliggende materie
  3. Afwezigheid van de te verkrijgen vorm in de beginsituatie

Er kan niet uit iedere willekeurige beginsituatie een willekeurige eindsituatie ontstaan, met welke termen preciseert Aristoteles zijn schema

 

Potentie en actualiteit

Waarom laat het laatste voorbeeld volgens Aristoteles zien dat in de natuur de vier oorzaken gereduceerd kunnen worden tot twee, vorm en materie

Bij menselijke voortplanting is vorm mens zowel begingsoorzaak als als vormoorzaak en doeloorzaak

Wat is het verschil tussen oorzaak bij Aristoteles en bij het moderne denken

Aristoteles vat het ruimer op dan tegenwoordig, voor moderne denken is oorzaak datgene wat Aristoteles bewegingsoorzaak noemt. Voor Aristoteles valt onder begrip oorzaak iedere factor waarmee rekening gehouden moet worden bij verklaring waarom een ding wordt wat het wordt.

Welke rol is weggelegd voor doelgerichtheid

Naast de dingen die mensen maken zie Aristoteles ook in de natuur deze doelgerichtheid. Niet doelbewust denken maar wel een duidelijke functie. Als men alleen aan materiële oorzaken zou denken dan zou de verklaring tekort schieten. Deze doelgerichtheid (teleologie) wordt niet verondersteld op filosofische gronden maar op ervaringsgegevens.

Wat is de verdienste van dit systeem

Met behoud van de notie van eeuwige en onveranderlijke essenties als verklarende factoren maakt het verandering in de fysische werkelijkheid voor het denken toegankelijk.  Verandering is in dit systeem altijd te begrijpen als een wisseling van gedaante in een gelijkblijvend onderliggende. 

Betekent dat de wisseling van verschijningsvorm zelf dat uit een absoluut niet-zijnde een zijnde ontstaat

Nee, een bepaald onderliggende gedaante verandert, x komt in de plaats van y. X ontstaat niet uit ieder willekeurige x maar alleen uit dat wat de potentie heeft tot x-zijn

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo